(steeg, is gestegen), 1. omhoog gaan op diverse manieren: in het zadel —; alcohol stijgt mij dadelijk naar het hoofd; (fig.) de lof is hem naar het hoofd gestegen, maakt hem hoogmoedig;
2. hoger worden, een hoger peil bereiken, oplopen: hij was binnen korte tijd hoog in aanzien gestegen; omhooggaan (van prijzen, lonen, aantallen enz.); zijn woede steeg ten top, bereikte de hoogste graad;
3. verlaten, afof uitstappen: van het paard —.