[→Gr. skeptron, staf, stok], m. (-s),
1. sierlijk bewerkte, kostbare staf als zinnebeeld van bestuurlijke macht, in het bijzonder van vorstelijke personen (staatshoofden) of van hen die in hun naam optreden (e): de — houden, voeren, zwaaien, als vorst regeren;
2. oppergezag, heerschappij : onder vreemde — leven;
3. ijzeren staaf die iets steunt of draagt, m.n. als scheepsterm.
(e) De scepter behoort tot de →regaliën en →rijksinsigniën. Hij is dikwijls bekroond met een lelievormig ornament of eindigt in een hand met twee opgestoken vingers. Een →heraut in functie hanteert een scepter.