Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Oldenbarnevelt, Johan van

betekenis & definitie

heer van Berkel en Rodenrijs, Ned. staatsman, *14.9.1547 Amersfoort, ♱(terechtgesteld) 13.5.1619 ’s-Gravenhage. Van Oldenbarnevelt studeerde te Leuven, Bourges, Keulen en Heidelberg en werd in 1569 advocaat voor het Hof van Holland.

In 1572 koos hij voor de opstand; hij nam deel aan de pogingen tot het ontzet van Haarlem en Leiden. In 1576 werd hij pensionaris van Rotterdam, waardoor hij de leiding van de stadsvertegenwoordiging in de Staten kreeg. Hier trok hij door zijn bekwaamheid spoedig de aandacht. Van Oldenbarnevelt zette de ongunstige voorwaarden door waarop Amsterdam in 1578 overging naar de partij der tegen Spanje opstandige gewesten en steden, hetgeen hem de vijandschap van Amsterdam berokkende. Van Oldenbarnevelt had grote invloed op de definitieve tekst van de Unie van Utrecht (1579). Reeds toen bleek zijn politiek principe: eenheid in Holland en eenheid in de Republiek onder leiding van Holland, benevens godsdienstige verdraagzaamheid en gewetensvrijheid.

Van Oldenbarnevelt stelde voor, prins Willem van Oranje tot Hoge Overheid uit te roepen en deze aldus als een tegenwicht tegen →Frans van Anjou te gebruiken; vervolgens maakte hij deel uit van het gezantschap dat de soevereiniteit aan Elisabeth van Engeland aanbood (1585). Op 16.3.1586 aanvaardde hij het ambt van Advocaat van den Lande en kwam in deze functie in oppositie tegen Leicester, waarbij hij Maurits als tegenwicht tegen Leicester gebruikte. Na Leicesters vertrek (1587) trachtte Van Oldenbarnevelt de eenheid in de Republiek te bewerkstelligen door prins Maurits’ benoeming tot stadhouder van Holland en Zeeland, tevens van Overijssel (1589), Utrecht (1590) en Gelderland (1591). Zijn pogingen waren echter vergeefs: na de achteruitzetting van de →Raad van State, die de bondsstaatgedachte vertegenwoordigde, bleek het statenbondkarakter van de Republiek, vertegenwoordigd in de →Staten-Generaal, bevestigd.Van Oldenbarnevelt heeft zijn hoge ambt niet met genoegen bekleed: van 1586-1618 heeft hij negenmaal ontslag gevraagd. Na het vertrek van Leicester volgden de beroemde Tien Jaren waarin Maurits zijn militaire successen behaalde. Hij werd hiertoe in staat gesteld door het financiële beleid van Van Oldenbarnevelt en door diens buitenlands beleid, dat in 1596 tot het →Drievoudig Verbond leidde. Van Oldenbarnevelt stond op de bres voor de handel, die immers de basis van Hollands macht was. Daarom werd ook besloten tot de expeditie tegen de Duinkerker kapers, die leidde tot de Slag bij Nieuwpoort (1600). De oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie (v o c) in 1602 is voor een groot deel Van Oldenbarnevelts werk geweest en het is verwonderlijk in welke korte tijd hij de samensmelting van de Compagnieën van Verre tot stand bracht.

Maar door deze inbreuk op het beginsel van vrijheid maakte Van Oldenbarnevelt zich vele vijanden, die nog in aantal toenamen, toen hij zich verzette tegen de stichting van een Westindische Compagnie. Van Oldenbarnevelts geneigdheid tot vrede met Spanje werd vooral sterk toen hij na 1606 ervoer dat ook Spanje vrede wenste. Bij deze politiek had hij de steun van de kooplieden, die de lasten van de oorlog moe waren en die veel van de vrede verwachtten. Van Oldenbarnevelt werd echter fel bestreden door de volkspartij en de predikanten, die tegen het katholicisme wilden blijven strijden, door de uitgeweken kooplieden uit de Zuidelijke Nederlanden en door Maurits en Willem Lodewijk, die begrepen dat zij in vredestijd niet zo’n voorname rol zouden kunnen spelen als in tijden van oorlog. Door deze dreigende ondermijning van zijn positie is Maurits de vijand van Oldenbarnevelt geworden. Van Oldenbarnevelt won echter in eerste instantie en in 1609 werd het →Twaalfjarig Bestand gesloten, in welke periode Van Oldenbarnevelt ten val werd gebracht en op het Binnenhof onthoofd.

Daar Maurits echter geen staatsman was en de gebrekkige staatsinstellingen van de Republiek niet verbeterde, duurde het niet lang of Holland had zijn oude machtspositie weer teruggewonnen en zo konden de regenten in de 17e en 18e eeuw Van Oldenbarnevelt voorstellen als martelaar voor de ‘ware vrijheid’, nl. het systeem van regentenheerschappij en ‘vrijheid’ van stadhouderlijke (unitaristische) overheersing. De anti-revolutionairen van de 19e eeuw zagen Van Oldenbarnevelt als de verdrukker van de calvinistische orthodoxie. Uitgaven: Verhooren van J.v. Oldenbarnevelt (Berigten Hist. Gezelschap, Utrecht, 1849); Gedenkstukken van J.v.Oldenbarnevelt en zijn tijd, 1577—1609, door M.L.van Deventer (3 dln. 1860-65); J.v.Oldenbarneveldt bescheiden betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie(3 dln.; dl. 1 uitg. door S.P.Haak, 1934; 2e en 3e dl. door A.J.Veenendaal, 1962—67).

LITT. T.de Vries, J.v.Oldenbarnevelt (1938); J. den Tex, Oldenbarnevelt (3 dln. 1960—72); H. Gerlach, Het proces tegen Oldenbarnevelt en de ‘maximen in den Staat’ (1965); J.Romein, J.v.Oldenbarnevelt (in: Erflaters van onze beschaving, 9e dr. 1971).

< >