Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Oekraïne

betekenis & definitie

socialistische sovjetrepubliek (SSR) in het zuidwesten van de USSR, 603700 km2, 49,34 mln. inw. Hoofdstad: Kiev.

FYSISCHE GESTELDHEID. Oekraïne ligt op het Donse Plat (370 m), dat naar de Zwarte Zee en de Zee van Azov afhelt. West-oost doorsnijdt een rug deze vlakte: de Volhynisch-Podolische Rug, verbonden door de Dnjeprdrempel met de Donetsrug in het oosten. Het oostelijke deel van de landstreek behoort tot het stroomgebied van de Dnjepr, het westelijke tot dat van verschillende rivieren als Boeg en Dnjestr. Met uitzondering van de zanden langs de rivieren bestaat de bodem uit de zwarte aarde. Er heerst een continentaal klimaat. De neerslag neemt van noordwest naar zuidoost af en bedraagt 600—350 mm.BEVOLKING. Het dichtstbevolkt zijn het Donbass- en het Dnjeprindustriegebied (Dnjepropetrovsk, Zaporozje, Krivoj Rog), waar de meeste grote steden liggen. Er zijn 40 steden met meer dan 100000 inw. Ca. 55 % van de bevolking is urbaan. Minder dicht bevolkt is de bossteppe in het noorden, waar een intensieve landbouw wordt bedreven. Het dunstbevolkt is het zuidelijke steppegebied. De bevolking bestaat voor 75 % uit Oekraïeners, verder uit Russen (vooral in Donbass en de steden), joden, Witrussen, Moldaviërs.

De Grieks-Orthodoxe Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk zijn de voornaamste kerken in de SSR. Er zijn 140 instellingen voor hoger onderwijs en 735 technische scholen. De Oekraïense Academie van Wetenschappen (1919) bestaat uit 77 instituten. Ook bestaat er een Academie voor Bouwkunst en Architectuur, het Maritiem Hydrofysisch Instituut, een biologisch station en een observatorium. ECONOMIE. Oekraïne is een van de meest ontwikkelde gebieden van de USSR. De metallurgie in dit gebied (sinds ca.1870) is de oudste bedrijfstak van het land.

Sinds de vijfjarenplannen is de industrie van Oekraïne minder eenzijdig op de metallurgie afgestemd. Ondanks de ontwikkeling van de industriegebieden meer naar het oosten van de USSR is Oekraïne een zeer vooraanstaand industriegebied gebleven. Oekraïne levert de helft van alleruwijzer, ca. 40 % van alle ruwstaal, 34 % van alle steenkool. Ook de landbouw is veelzijdiger geworden. Deze kenmerkt zich door een grote variatie van gewassen, een hoog technisch peil en een nauwe verbondenheid met de industrie. Ca. 33,4 mln. ha grond is in cultuur gebracht.

Oekraïne draagt voor een vijfde bij aan de totale Russische graanproduktie en voor meer dan 60 % aan de suikerbietenproduktie. De geïrrigeerde gebieden beslaan 1,1 mln. ha. Er zijn ca. 1635 staatsboerderijen en 8640 collectieve boerderijen. Veel gewassen in de Oekraïense landbouw zijn handelsgewassen: tarwe, maïs, suikerbieten, zonnebloemzaad, vlas en aardappelen. De verbouw van sojabonen is in ontwikkeling, verder worden nog katoen, tabak en machorka verbouwd.

De tuinbouw is geconcentreerd rond de steden langs de zuidkust (groenten) en in Transkarpatië (fruit, druiven). In het vochtige noorden is veel veeteelt (melk). In Midden-Oekraïne is veel vleesvee (bossteppen). De zuidelijke steppen voeden schapen en geiten. Sinds 1949 worden zilvervossen gekweekt. De veestapel omvat 23 mln. runderen, 20,2 mln. varkens en 9,3 mln. schapen en geiten.

In de Polesje is bosbouw. In de steppegebieden worden tegen winderosie bosgordels aangelegd. Ca. 15 % van Oekraïne is bos.

Energie wordt geleverd door thermische centrales en door de waterkracht van de Dnjeprcentrale; bij Zaporozje zijn er de dammen bij Krementsjoeg, Dnjeprodzjerzjinsk en Kiev. In aanbouw is nog een stuwdam in de Dnjepr bij Kiev.

De mijnbouw van Oekraïne omvat steenkool (Donbass), ijzererts (Krivoj Rog en Kertsj), mangaanerts (Nikopol) en kalksteen (tussen de Donbasskolen). Steenkool wint men in de Donbass, nog steeds het voornaamste bekken van de USSR, waarvan 87 % in Oekraïne ligt; daarnaast is er een bescheiden exploitatie van de steenen bruinkoollagenresp. in het Lvov-Volhynische gebied ten noorden van Lvov en bij Djnepropetrovsk. De aardolieproduktie is gering; het centrum is Boryslav. Voorts wordt olie gewonnen in het gebied van Poltava. De aardgasproduktie is van groot belang: vanuit Dasjava in de Voor-Karpaten lopen een pijpleiding over Kiev en Brjansk naar Moskou en leidingen van dit gebied naar Lengingrad via Minsk en van een tweede bekken bij Sjebelinka naar Brjansk (Moskou, Odessa en Kiev). De Donbass en Zjdanov zijn door een aardgaspijpleiding verbonden met Stavropol in Noord-Kaukasië. Andere delfstoffen zijn kwik, kalizout (Voor-Karpaten), keukenzout (Donbass), fosfor, kaolien, ozokeriet, grafiet en turf.

De industrie is in Oekraïne sterk ontwikkeld en benut m.n. de eigen grondstoffen. De hoogovens zijn geconcentreerd in de Donbass en het Dnjeprgebied. Nieuwe hoogovens zijn te vinden in de havens van Odessa en Zjdanov. In Odessa en Zjdanov vindt men ook de zeer belangrijke zware machine-industrie, die ook in Charkov, Kiev en de havensteden voorkomt: landen mijnbouwmachines, turbines, machines voor hoogovens, chemische industrieën e.a., tractoren en transportmiddelen. Oekraïne produceert een vijfde van alle machinerieën in de USSR. Aluminiumindustrie is gevestigd te Zaporozje.

Lichte machine-industrie komt in vrijwel alle steden voor. De snelgroeiende chemische industrie vindt hier grondstoffen, energie en een afzetmarkt. De belangrijkste takken zijn de cokesovens (Donbass en Dnjeprgebied), fabricage van anilinen (Donbass), kunstmest, soda (Voor-Karpaten en bij Loegansk), zwavelzuur (Odessa, Gorlovka, Vinnitsa en Konstantinovka), stikstof (Dnjeprodzjerzjinsk, Chorlovka), superfosfaat (Vinnitsa, Odessa, Konstantinovka en Soemy) en synthetische vezels (Kiev, Zaporozje, Tsjernigov en Tsjerkassi). De bouwmaterialenindustrie levert vooral baksteen, verder cement en glas (Donbass). De houtindustrie is verspreid in het noorden, langs de Dnjepr en bij de Karpaten. De textielindustrie wordt van meer belang door nieuwe bedrijven te Cherson (katoen), Krementsjoeg en Tsjernigov (wol). De overige lichte industrie is gebaseerd op agrarische grondstoffen en voor de gehele USSR van belang: suiker (ca. 63 % van de totale Russische produktie), spiritus, oliën, conserven, leder, vlees en zuivel.

De uitvoer omvat m.n. steenkool, metalen, tarwe, zout en suiker, de import textielprodukten, hout, aardolie, vis en bauxiet. Oekraïne heeft een dicht spoorwegnet (22150 km) en verwerkt een kwart van de goederenomslag van de spoorwegen van de USSR. De Dnjepr is de enige werkelijk belangrijke waterweg. Zeehavens zijn Odessa, Nikolajev, Cherson, Sevastopol, Kertsj en Zjdanov. LITTERATUUR. In de 16e-17e eeuw verschenen sporadisch godsdienstige geschriften in het Oekraïens. De eerste dichter was Ivan Kotljarevski (*1769, 11838).

Satirische gedichten schreef Peter Goelak-Artemovski (*1790, ♱1865), de eerste belangrijke prozaïst was Grigorij Kvitka-Osnovjanenko (*1778, ♱1843). Van meer dan nationale betekenis was Taras Sjevtsjenko (*1814, ♱1861), de grootste dichter van de Oekraïne. Voorts dient vermeld Panteleimon Koelisj (*1819, ♱1897), lyricus, dramaticus, schrijver van historische romans en hervormer van de spelling. Door het verbod in Rusland Oekraïense boeken te drukken, dat van 1863-1905 gold, verplaatste het geestelijke leven zich naar Galicië (Lemberg), vertegenwoordigd o.a. door Jakiv Holovatski (*1814, ♱1888), door de geleerde Michaljo Dragomanov (*1814, ♱1895), de vermaarde Galicische dichter-schrijver Ivan Franko (*1856, ♱1916) en de suffragette Natalja Kobrynska (*1851, ♱1920). Sinds 1883 is aldaar het Sjevtsjenkogenootschap werkzaam. In de Russische Oekraïne waren ondanks de onderdrukking o.a. nog produktief: de lyricus Boris Hrintsjenko (*1863, ♱1910), de toneelschrijver Michajlo Staritski (*1840, ♱1904), de dichteres Larisa Kvitka (pseud.

Lesja Oekrainka; *1871, ♱1913), de vertelster Olga Kobyljanska (*1864, ♱1942), de novellenschrijver Volodimir Vinnitsjenko (*1880). Tot de jongeren behoren Bohdan Lepki (*1872, ♱1941), schrijver van historische romans, verhalen en litteratuurgeschiedenis, de dichter Grigori Tsjoeprinka (*1879, ♱1919), de geleerde, historicus en criticus Michajlo Hroesjevski (*1866, ♱1934). In de jaren twintig werkten de vooroorlogse stromingen nog enigszins door. De hoofdonderwerpen van de schrijvers waren de burgeroorlog, de uitwassen van de bureaucratie en de nieuwe economische politiek, de hongersnood. In 1934 werd de Sovjet Schrijversbond van de Oekraïne opgericht. Daarna volgden jaren van onderdrukking en zuivering.

In de periode 1932—37 verdwenen honderden schrijvers. Tijdens de Tweede Wereldoorlog emigreerde een aantal schrijvers naar het Westen. Na 1956 waagden enige auteurs het thema van de Stalinterreur in hun werk op te nemen. In 1972 werd de druk van de censuur op de schrijvers weer versterkt. Enige Sovjet-Oekraïense schrijvers zijn: P.Tytsjina (*1891,♱1966), M.Rylski (*1895, ♱1964), L.Kosstenko (*1930), I.Dratsj (*1936), V.Sjectsjoek (*1939), I.Kalinezj (*1939), M.ChoIodny (*1940). De rijke Oekraïense volkslitteratuur bestaat uit volksliederen (doemy), epische kozakkenliederen over veldslagen, lyrische liederen, sprookjes enz.

LITT. Manning, Ukrainian literature (1944); Koch, Die ukrainische Lyrik 1840—1940 (1955); D.Tschischewsky, Geschichte der ukrainischen Literatur (1956).

GESCHIEDENIS. Van de oudheid tot de 20e eeuw. De naam Oekraïne [Russ., grensland] dateert van de 11e eeuw. Door de ligging ten westen van de Volkerenpoort (d.i. het gebied tussen Oeral en Kaspische Zee) werd Oekraïne gedurende de oudheid en de middeleeuwen onder de voet gelopen door verscheidene nomadenstammen. Ca. 1000 v. C. werd Oekraïne bewoond door Oegrische stammen, waaruit de Fins-Oegrischtalige volken voortkwamen.

Uit de Oeralische elementen ontstond een Protoslavische bevolking, die in de 7e eeuw v.C. werd onderworpen door de Iraanse →Skythen. Aan de kust kwamen Griekse koloniën. In de 3e eeuw v.C. werden de Skythen verdreven door de Sarmaten. De laatsten vermengden zich met de Slaven tot de →Anten. In de 3e eeuw v.C. bezetten de Sloten Oekraïne. Zij weken in 375 n.C. uit voor de Hunnen, die werden gevolgd door resp. de Avaren, Bulgaren en Hongaren, die Oekraïne slechts als doorgangsgebied benutten en het slaviseringsproces niet ernstig verstoorden.

Sedert de 7e eeuw heersten de →Chazaren over Oekraïne. In de 9e eeuw ontstond de eerste Russische staat in Oekraïne (→Rusland, GESCHIEDENIS), die tot de 11e eeuw een bloeiperiode kende, maar daarna ten prooi viel aan verbrokkeling en nomadische invallen.

In de 13e eeuw werd Oekraïne onderworpen door het Mongoolse Rijk van de →Gouden Horde. Het westen werd in de 14e eeuw Pools en Litouws. Sinds de 16e eeuw fungeerde Oekraïne tevens als toevluchtsoord van de →Kozakken. Deze voerden veel strijd met Polen en stelden zich in 1654 onder bescherming van het Russische Rijk, dat vervolgens Oekraïne oostelijk van de Dnjepr annexeerde (1667). Het zuiden van Oekraïne (o.a. de Krim) was sinds de 16e eeuw onderhorig aan het Turkse Rijk, dat van 1770—90 door Rusland uit dit gebied werd verdreven. Bij de Poolse delingen (1772, 1792 en 1795: →Polen, GESCHIEDENIS) annexeerde Rusland ook het grootste deel van westelijk Oekraïne.

Het overige deel (m.n. Galicië) kwam aan Oostenrijk, dat reeds eerder Karpato-Oekraïne en Boekovina had verworven. In de 19e eeuw ontstond een zeker nationaal bewustzijn in Oekraïne. De Russische regering trad ertegen op, waardoor Oostenrijk-Hongarije (m.n. Galicië) het toevluchtsoord werd voor de nationale beweging.

De Eerste Wereldoorlog en de Russische Burgeroorlog (1914—19). Nadat de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, bezetten de Russische troepen een groot deel van Oost-Galicië. De Centralen trachtten van hun kant het Oekraïense separatisme aan te wakkeren. Het streven naar onafhankelijkheid bleef echter beperkt tot een deel van de intelligentsia; de meeste boeren waren analfabeet en deelden niet in de nationale bewustwording. Niettemin bleek de Russische voorlopige regering, die in maart 1917 na de val van de monarchie optrad, geneigd om Oekraïne autonomie toe te staan. Na de bolsjewistische revolutie scheidden de Oekraïense autoriteiten zich van Rusland af en sloten een afzonderlijke vrede met de Centralen (jan. 1918).

Oekraïne werd door de Duitsers bezet, die spoedig de in hun ogen te onafhankelijke nationalistische regering afzetten en haar vervingen door een conservatief bewind onder P.Skoropadski. Dit regime kreeg te kampen met nationalistische en bolsjewistische verzetsbewegingen. Na de ineenstorting van de Centralen viel Oekraïne ten prooi aan een burgeroorlog tussen roden, witten, Oekraïense nationalisten en anarchisten. De laatsten voerden onder leiding van Nestor Machno een behendige guerrilla. In 1919 behaalde het rode leger de overwinning. De witte troepen werden met behulp van Machno naar de Krim verdreven, waarop de beweging van Machno op haar beurt door de rode troepen werd vernietigd. In het westen handhaafden zich nog Oekraïense nationalisten onder leiding van S.Petljoera, die geheel afhankelijk werden van Polen.

Tussen beide wereldoorlogen (1919—39). Het herrezen Polen had de witten niet gesteund, omdat het hun Grootrussische imperialisme duchtte. Direct na de beslissende bolsjewistische overwinningen in de burgeroorlog, stelde de Poolse regering echter zulke hoge gebiedseisen dat oorlog met Sovjet-Rusland onvermijdelijk werd. De oorlog werd voor een groot deel in Oekraïne uitgevochten, waarbij Petljoera aan Poolse zijde meevocht. In 1921 kwam de PoolsRussische vrede tot stand, waarbij het noordwesten van Oekraïne aan Polen kwam. Ondertussen hadden ook Tsjechoslowakije en Roemenië Oekraïens gebied verworven; Karpato-Oekraïne (Roethenië) vormde het oostelijk uiteinde van Tsjechoslowakije, terwijl de →Boekovina en →Bessarabië (slechts ten dele door Oekraïeners bewoond) Roemeens werden.

Verreweg het grootste deel van Oekraïne bleef echter Sovjetgebied en werd een van de Socialistische Sovjetrepublieken (SSR) in de USSR. Gedurende de jaren twintig genoot Sovjet-Oekraïne veel culturele autonomie. Bovendien werd de liquidatie van het analfabetisme er krachtig aangepakt. In Polen en Roemenië stonden de Oekraïeners bloot aan onderdrukking, terwijl zij in Tsjechoslowakije veel ruimere kansen kregen. Na 1930 werd de toestand in Sovjet-Oekraïne slechter; de boeren werden getroffen door de collectivisatie, miljoenen mensen verhongerden of werden gedeporteerd en vervolgens werd het land zwaar getroffen door de grote zuivering (1936-38).

De Tweede Wereldoorlog (1939—45). Ten gevolge van het Duits-Russische niet-aanvalspact kon de USSR haar Oekraïense gebied in 1939-40 sterk uitbreiden. In sept. 1939 werd Oost-Galicië aan Polen, in juni 1940 Bessarabië (inclusief het noorden van de Boekovina) aan Roemenië ontrukt. Hongarije had inmiddels Karpato-Oekraïne geannexeerd (mrt. 1939). In juni 1941 vielen Duitsland en zijn bondgenoten de USSR aan en in de herfst van hetzelfde jaar beheersten zij geheel Oekraïne. OostGalicië werd bij het gouvernement-generaal Polen toegevoegd, terwijl Roemenië niet alleen Bessarabië en de Noord-Boekovina herwon, maar tevens het gebied tussen Dnjestr en Boeg (Transnistrië) annexeerde.

In westelijk Oekraïne werden de Duitsers veelal als bevrijders ingehaald en hoopten vele Oekraïense nationalisten via de Duitsers de onafhankelijkheid te verwerven. De in 1929 in Pools Oekraïne opgerichte Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN), die fascistisch getint was, riep op 30.6.1941 een onafhankelijke Oekraïense staat uit. De oUN-regering werd echter door de Duitsers niet geaccepteerd; de leiders werden gearresteerd. Toch werd er in Oekraïne nog op vrij grote schaal gecollaboreerd. Deze tendens werd door de Wehrmacht en minister Rosenberg op voorzichtige wijze bevorderd, maar de ss en de rijkscommissaris van Oekraïne Koch organiseerden een harde terreur tegen de door hen als ‘Untermenschen’ beschouwde Slavische bevolking. De Duitse wreedheden leidden tot een nationale partisanenbeweging die zowel tegen de nazi’s als tegen de bolsjewiki vocht.

In 1944 had het rode leger Oekraïne heroverd. Ook Karpato-Oekraïne werd thans Sovjetgebied.

Na de Tweede Wereldoorlog (1945-53). De antiRussische gezindheid die tijdens de oorlog in Oekraïne aan het licht was getreden, leidde na de Russische herovering tot grootscheepse zuiveringen. Bovendien werden de Oekraïense taalrechten en andere vormen van culturele autonomie ernstig beknot, en werd de →Geünieerde Kerk gedwongen zich bij de Russische Orthodoxe Kerk aan te sluiten. Tot in het begin van de jaren 50 bleven in de Karpaten anti-communistische partisanen actief. Na Stalins dood (1953) werd de Sovjetpolitiek in Oekraïne soepeler. Dit hing o.a. samen met de nogal sterk Oekraïens gekleurde entourage van leiders als Chroesjtsjov en Brezjnev.

Toch worden de betrekkingen tussen Oekraïeners en Russen nog steeds belast door onopgeloste problemen, waarbij de taalkwestie centraal staat. De ouders kunnen voor hun kinderen kiezen tussen het Oekraïens en het Russisch als onderwijstaal, maar de autoriteiten bevorderen niettemin de russificatie, die in de grote steden ver is voortgeschreden. Bij de volkstelling van 1970 gaf 69 % van de bevolking het Oekraïens als zijn eerste taal op. Van de Oekraïeners woont ongeveer een vijfde deel in andere Sovjetrepublieken. De Oekraïense migratie in de USSR voltrok zich vooral in de richting van Zuid-Siberië en Kazakstan. In 1973 werd de Oekraïense partijleider Sjelest afgezet, omdat hij te veel concessies aan het nationalisme zou hebben gedaan. De laatste jaren treden er in Oekraïne dissidenten op die volledige nationale zelfbeschikking, dus afscheiding van de USSR, voorstaan.

LITT. B.Krupnycky, Geschichte der Ukraine (3e dr. 1963); Ukraine. A concise encyclopedia (2 dln. 1963—71); N.L.Chirovsky. The Ukrainian economy (1965); I.Nahayewsky, History of the Ukraine (1975); Z.Katz (red.), Handbook of major soviet nationalities (1975). The Ukrainian Quarterly; The Ukrainian Review.