v./m. (laden),
1. schuifbak in een tafel of kast: de — uittrekken, dichtschuiven; voor de inhoud: hij heeft de hele — ondersteboven gehaald, alle goederen die erin waren;
2. raam in een weefstoel;
3. het uitgeholde houten deel van een geweer of karabijn waarin de loop rust;
4. gat waarin het roer hangt, bus waarin de helmstok steekt;
5. (orgelbouw) windlade.