Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kwaliteit

betekenis & definitie

[→Lat. qualitas, hoedanigheid, eigenschap], v. (-en),

1. bepaalde wijze van zijn (e);
2. hoedanigheid, bepaling van stoffen en waren met betrekking tot het gebruik dat ervan gemaakt moet worden, de deugdelijkheid (e): deze soort is van minder —; de — is belangrijker dan de kwantiteit; (met een bn. samen als attribuut bij een volgend zn.) eerste wol; goede tabak;
3. (gall.) eigenschap (met betrekking tot waardering), m.n. van personen: hij heeft vele goede kwaliteiten;
4. staat, waardigheid, functie; meestal in de verb. in zijn (enz.) of de van ... of als: in mijn — van voorzitter kan ik ...; hij is daar ook in die aangesteld;
5. (schaakspel) het waardeverschil tussen verschillende stukken of combinaties daarvan: de kwaliteit winnen, een toren winnen tegen verlies van slechts een loper of een paard.

(e) BEDRIJFSWETENSCHAP. Het begrip kwaliteit wordt functioneel gedefinieerd als de mate waarin een produkt voldoet aan het gebruiksdoel. Met het oog op →kwaliteitscontrole onderscheidt men:

1. programmakwaliteit, de mate waarin het programma van eisen waarin het gebruiksdoel is vertaald, overeenstemt met het gebruiksdoel;
2. ontwerpkwaliteit, de mate waarin het ontwerp, dus de tekeningen, fabricagevoorschriften enz. een concretisering zijn van het programma;
3. produktiekwaliteit, de

mate waarin de fabricage-afdeling erin slaagt de eisen van het ontwerp te verwerkelijken in het produkt.

FILOSOFIE. Over de plaats die de kwaliteit, als wijze van zijn, in de kosmos inneemt was reeds in de oudheid verschil van mening.

1. Het →objectivisme erkende niet slechts het bestaan van de al of niet universele kwaliteit, maar zocht daarin ook de wet. Vooral trok de aandacht het feit, dat sommige van de zintuiglijk waarneembare kwaliteiten zich nu eens wel, dan weer niet vertonen.
2. Het subjectivisme ontkende het eigen bestaan van de kwaliteiten. Bij de verklaring daarvan ging men echter uiteen. Het Griekse denken (Anaximenes) trachtte, ontologisch, de kwaliteiten tot een onderlinge relatie van subjecten te herleiden. In het hellenisme (Epikouros) deed men dit op kentheoretische gronden; men onderscheidde mettertijd de ‘secundaire’ kwaliteiten tegenover de ‘primaire’ kwaliteiten. Primaire kwaliteiten, zoals grootte, vorm, getal, positie, beweging en rust, zijn objectief en reëel; secundaire kwaliteiten, zoals kleur, geluid, reuk, koude en warmte, zijn louter subjectief en een weergave in de menselijke waarneming van de primaire kwaliteiten, →categorie.

In de logica onderscheidt men de →oordelen naar hun kwaliteit in affirmatieve en negatieve oordelen.