Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Koude Oorlog

betekenis & definitie

benaming van de tegenstelling die zich na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tussen de VS en de USSR en de met hen verbonden landen. De tegenstelling uitte zich op militair, politiek, ideologisch en economisch gebied en leidde op haar hoogtepunt in de jaren vijftig tot een volkomen tegenstelling tussen beide machtsblokken. OORZAKEN. Er zijn drie oorzaken te noemen:

1. De ideologische tegenstelling tussen →communisme en →kapitalisme. De westerse landen vreesden dat de USSR een verbreiding van het communisme over de hele wereld nastreefde. Of deze vrees gegrond was, is de vraag. Onder J.→Stalin (41953) heeft de USSR zich m.n. geconcentreerd op het intact houden van de eigen invloedssfeer en zich niet toegelegd op bevordering van de revolutie daarbuiten: in de Chinese burgeroorlog b.v. moest Mao Tse-toeng op eigen kracht vertrouwen. Van de andere kant vreesde de USSR dat de VS erop uit waren het communistische systeem te vernietigen.
2.Verwant hieraan is de verklaring dat de Koude Oorlog voortkwam uit expansionisme. Hierbij wordt de ideologie gezien als een instrument van nationale machtsuitbreiding. Van het Westen uit werd gewezen op de wijze waarop de USSR de Oosteuropese landen binnen haar invloedssfeer trok, deze van het Westen afsloot en bevriende communistische partijen aan de macht bracht. Van haar kant verweet de USSR de VS dat zij een imperialistische politiek voerden, in het bijzonder dat zij zich niet hielden aan het Verdrag van Potsdam, door in Duitsland op een verdeling aan te sturen en door de Bondsrepubliek Duitsland te bewapenen. Ook de inrichting van Amerikaanse bases aan de omtrek van de Russische invloedssfeer werd daarvan als bewijs gezien.
3. De militaire machtsverhouding heeft ongetwijfeld grote invloed gehad op de Koude Oorlog. In 1945 hadden de VS het monopolie van het atoomwapen. Ondanks zijn grote betekenis, was voorlopig echter het Amerikaanse kernmonopolie niet van beslissende betekenis voor de militaire verhoudingen. De Russische conventionele overmacht in Europa vormde een tegenwicht. In 1949 verkreeg de USSR de atoombom, maar van een nucleair evenwicht was voorlopig geen sprake, doordat de Amerikaanse voorraden groter waren en de VS over een veel groter assortiment overbrengingsmiddelen beschikten. Met de ontwikkeling van de intercontinentale raketten, ingeleid door de lancering van de Russische spoetnik (1957), kwam in deze situatie verandering. De VS werden nu ook zelf kwetsbaar. Doordat beide partijen nu hun raketten gingen beschermen door deze te plaatsen in bunkers of op onderzeeboten ontstond een nieuw strategisch evenwicht. Men noemt dit ‘stabiele afschrikking’ omdat geen van beide partijen de wapens van de ander door een verrassingsaanval kan vernietigen. De verminderde intensiteit van de Koude Oorlog (zo niet het einde ervan) wordt wel met deze stabilisatie van het nucleair evenwicht in verband gebracht.

GESCHIEDENIS.

1945-49. De grote mogendheden consolideerden in deze periode hun invloedssferen. In Oost-Europa bracht de USSR communistische regimes aan de macht, eerst in Roemenië en Bulgarije, in 1947 in Hongarije en Polen. Tsjechoslowakije sloot zich aan in 1948. Joegoslavië voorkwam in 1948 door een breuk met de USSR een dreigende stalinisatie. In de andere Oosteuropese landen werd nu een zuiveringsactie ondernomen tegen het →titoïsme. In 1949 bracht de USSR haar eerste atoombom tot ontploffing. Aan westerse zijde consolideerden de VS hun invloed door het Marshallplan (→Europees Herstel-Programma), dat de economische reconstructie van West-Europa beoogde, de Westduitse bezettingszones inbegrepen. Door de blokkade van Berlijn (1948—49) trachtte de USSR tevergeefs de westelijke mogendheden te dwingen hun posities in West-Berlijn op te geven. In 1949 werden de Westduitse Bondsrepubliek en de Duitse Democratische Republiek (DDR) opgericht. In hetzelfde jaar werd de NAVO opgericht voor collectieve verdediging van het grondgebied van de deelnemende westelijke landen. In het Middellandse-Zeegebied versterkten de VS hun invloed door economische en militaire hulp aan Griekenland en Turkije (Trumandoctrine, 1947). In Perzië werd de USSR in 1946 genoopt tot ontruiming van het door haar gedurende de Tweede Wereldoorlog bezette gebied.
1949—53. In Europa lagen de invloedssferen nu min of meer vast. Maar in Azië werd in 1949 de Volksrepubliek China uitgeroepen. In de VS werd dit in vele kringen, volgens het beeld van een totale strijd tussen communisme en democratie, beschouwd als een verlies van China aan Moskou. Senator J. →McCarthy begon een heksenjacht tegen leden van het State Department, die hij betichtte van communistische sympathieën en die aansprakelijk gesteld werden voor de debacle in China. In 1950 brak de →Koreaanse Oorlog uit.
1953—56. In 1953 overleed Stalin. In de Sovjetrussische invloedssfeer werden al spoedig tekenen van →destalinisatie waarneembaar. Maar aan westelijke zijde werd de politiek ten opzichte van het Oostblok harder onder invloed van de nieuwe republikeinse regering in Washington onder president D.→Eisenhower en vooral diens minister van Buitenlandse Zaken J.F.→Dulles. Nadat de herbewapening van de BRD in het kader van de →Europese Defensie Gemeenschap in 1953 door Frankrijk was getorpedeerd, werd in 1955 toch definitief tot herbewapening besloten (de Bondsrepubliek in de NAVO opgenomen). In Indo-China werd de eerste fase van de →Vietnamese Oorlog, waarin Frankrijk met overwegend Amerikaanse steun een oorlog verloor tegen de communistische nationalisten onder →Ho Tsji-minh, in 1954 beëindigd door de akkoorden van Genève.
1956-60. In 1956 brak partijsecretaris →Chroesjtsjov op het 20e partijcongres openlijk met het stalinisme. In Polen stemde de USSR nu toe in de machtsovername door de communistische nationalist W.→Gomulka. In Hongarije ging echter herfst 1956 de opstand tegen de Sovjetrussische overheersing zo ver, dat de USSR haar macht gewapenderhand herstelde.

Sedert 1960. In 1960 werd de breuk tussen de USSR en de Volksrepubliek China manifest. Daardoor ontstond een polycentrisme in de communistische wereld. Het patroon van de Koude Oorlog werd daardoor ingrijpend gewijzigd; er ontstonden nieuwe verhoudingen, waarin de tegenstelling tussen Oost en West door de partijen niet meer als een absolute werd gezien. De ideologische tegenstelling verzwakte. Een zekere samenwerking bleek nu mogelijk.

In 1963 werd het kernstopakkoord gesloten. In 1968 kwam het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens tot stand. In Europa, m.n. in de Bondsrepubliek, ontstond een nieuwe oriëntatie ten opzichte van de Oosteuropese landen en de DDR (Neue Ostpolitik; afschaffing Hallsteindoctrine, →Hallstein).

Men kan zich afvragen of de Koude Oorlog is beëindigd. Zeker is dat er na 1960 nog hevige manifestaties zijn (geweest) van de oude tegenstelling: Cubaconflict (1962), verdeling van Berlijn door de muur (1961), confrontatie van de grote mogendheden in het Midden-Oosten, m.n. na de oorlog tussen Israël en zijn Arabische buren in 1967, de bezetting van Tsjechoslowakije (1968), de Amerikaanse interventie in de Vietnamese Oorlog (1961—73) en de ongeremde →bewapeningswedloop. [mr.J.W.Nobel] LITT: J.Lukacs, A. hist. of the cold war (1962); G. Alperovitz, Atomic diplomacy (1965); D.F.Fleming, The cold war and its origins (1961); David Horowitz, From Yalta to Vietnam (1967); J.W.Nobel, De opkomst van de koude oorlog (1976); N. A.Graebner (red.), The Cold War (1976); J.L.Gadder, The US and the origines of the Cold War 1941 47 (1977).