Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kopen

betekenis & definitie

(kocht, heeft gekocht), (overg.)

1. zich door koop verschaffen, zich in eigendom verwerven door de daarvoor gevraagde of geboden prijs te betalen: huizen, landerijen enz. —; wat heb je gekocht voor dat geld?; vaak abs.: — en verkopen; van, bij iemand —; ik koop daar nooit; iets duur, goedkoop, voor een spotprijs —; (zegsw.) wat koop ik ervoor?, wat win ik ermee, wat heb ik eraan?; een kindje krijgen, een kat in de zak —, bedrogen uitkomen; contant —, dadelijk betalen bij de koop; op krediet -, om later te betalen; op tijd, op levering -, om later te leveren; (gew.) zich iets —, iets kopen, zich iets aanschaffen; met een bep. van gesteldheid of van plaats: zich arm zich in een stichting de vereiste som betalen om erin opgenomen te worden; zich uit de gevangenis —, zich vrijkopen; (bij het kaartspel) van de stok nemen of krijgen (tegen ‘betaling’): kaarten -; bij het dominospel: (stenen) van de stapel nemen: (gew.) (in het kaartspel) troeven, troef uitspelen;
2. (oneig. en fig.) zich verwerven zonder dat er van eigendom sprake is: iemands stilzwijgen hem geld geven opdat hij zijn mond houdt; in ruil voor of ten koste van inspanning, opofferingen enz. verkrijgen: de vrijheid moest met bloed gekocht worden; een duur gekochte overwinning.