Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kolonialisme

betekenis & definitie

o., een vaak met negatieve waarde ring gebruikte term ter aanduiding van het optreden van koloniale mogendheden als zodanig.

(e) Onder kolonialisme wordt hier verstaan het ge heel van ideeën en doctrines, dat vanaf de late mid deleeuwen tot aan de Tweede Wereldoorlog in koloniserende landen leefde en waarmee de eigen expansie werd verklaard en verdedigd. De volgende aspecten stonden daarbij centraal:

1. de functie van de koloniale expansie voor de groei van de eigen economie, cultuur en politieke orde;
2. aard en ontwikkeling van de gekoloniseerde gebieden;
3. de relatie tussen beide aspecten.

Voor de bronnenstu die van het kolonialisme komen in aanmerking: koloniale handboeken, studies en tractaten, gou vernementele rapporten en regelingen, reisverha len, volkenkundige geschriften, romans en gedichten.

De Portugese en Spaanse koningen baseerden hun strijd tegen de Saracenen en andere ‘ongelovigen’ in Afrika op een mandaat in de pauselijke bul Romanus Pontifex (1455). Deze strijd was een logisch voortvloeisel van het conflict tussen chris tendom en islam; zowel geloofsverkondiging als uit breiding van economische en politieke macht wer den gezien als gepaste middelen. Een aansporing tot geografische uitbreiding van dit conflict vormde ook de opvatting, dat in nog onbekende streken barba ren woonden die in afwachting waren van hun doop tot volwaardig mens. Verder werd aangenomen dat deze apostolaire missie eigendomstitels verschafte op de bevolking, grond en goederen. Het was de taak van de vorst om het evenwicht tussen deze aspecten te bewaren. Bij het Verdrag van Tordesil las (1494), waarbij de aanspraken van Spanje en Portugal op de nieuwe wereld geregeld werden, riep men de paus te hulp, omdat het hier een conflict betrof tussen vorsten onderling.

In de 16e eeuw zou den de Spaanse koningen bovendien hun toevlucht nemen tot de paus (zoals in 1537 bij de kwestie van de slavernij), wanneer rivaliserende groepen door de Kroon niet tot verzoening konden komen. Wanneer ontdekkers het kruis plantten, de soe vereiniteit van de Kroon proclameerden en op jacht naar goud en glorie gingen, vertolkten zij daarmee de verschillende motieven die het kolonialisme ook later kenmerkten. Dit leidde regelmatig tot tegen strijdigheden en conflicten. De strijd tussen de groe pen behield bij alle verschil van opvatting en belan gen het karakter van een debat: allen rekenden het zich tot een plicht de waarheid te dienen en de Kroon liet de dicussies toe, om gefundeerd te kun nen oordelen. De 16e-eeuwse Spanjaarden discus sieerden aan de hand van een nog grotendeels magische wereldvoorstelling en op basis van ge brekkig volkenkundig materiaal over thema’s als kerkelijk gezag en verdraagzaamheid van de rassen (→Las Casas), de noodzaak van het volkenrecht (F. de Witoria), de oorsprong van de mens (J.de →Acosta) en de redelijkheid van →kolonisatie en →dekolonisatie (Cano). Vitoria en Cano hebben zich beziggehouden met de rechtstitels die Spanje kon laten gelden op de nieuwe wereld en zijn be woners.

Volgens hun exegese bevatten de pauselij ke bullen van 1455 en 1494 aanwijzingen voor vreed zame apostolaire activiteiten. De inheemse mens verloor zijn eigendomsrechten niet door het feit dat hij ongedoopt was. Kunde en macht mocht men niet identiek stellen aan recht. Cano vroeg zich in 1546 zelfs af of het zin had achtergebleven volkeren te ci viliseren door middel van koloniale activiteiten. Las Casas wees op de authentieke waarde van de In diaanse levenswijze. Hij verzette zich tegen de koloniale praktijk die door Rubios en Sepúlveda tot ontwikkeling was gebracht.

Dezen stelden menselij ke waardigheid gelijk aan het gedoopt zijn. Na 1600 verzandde het debat, evenals het tempo der koloni satie. Spanje kapselde zich in, ongenuanceerd pro testerend tegen de nieuwlichterij uit Noordwest Europa. De Kroon zag kolonisatie nog steeds als een mandaat, maar nu niet meer toegankelijk voor discussie. Zo konden encomenderos en letradostot 1810 ongestoord het feodale rijk beheersen.

De Noordwesteuropese wereld kende een minder krachtige missionaire bewogenheid, al was de gods dienstige vooringenomenheid ook hier de basis voor zelfverheffing tegenover ‘heidense inboorlingen’. Wel stichtten puriteinen en kwakers nederzettingen in Amerika, waar zij het koninkrijk Gods op aarde verwachtten. Kooplieden en planters verkregen charters met soevereine rechten. In NoordAmeri ka en Azië overheerste de commerciële kustkoloni satie, die in geringere mate dan in SpaansAmerika tot contact met de bevolking leidde. Op de Westin dische eilanden had men behoefte aan een meer uit gewerkte doctrine. Er zaten Engelse planters, blan ke arbeiders en de met ca. 100000 per jaar aange voerde negerslaven. Wat deze laatste groep betreft ging men behalve van het godsdienstig vooroordeel ook wel uit van de gedachte dat de blanken supe rieur waren aan de negers en kleurlingen.

Na 1750 kwam de kritiek echter in brede kringen op gang: Franse filosofen en fysiocraten, Engelse ‘utilitarians’ en economisten, Amerikanen als A. →Benezet en B.→Franklin. Bij A.→Smith stond de morele verontwaardiging over de politieke praktij ken van de handelsklasse centraal. Op economisch niveau kritiseerde hij de navigatiewetten, die een opbloei van de wereldhandel blokkeerden. Turgot en Arthur Young wezen op de gemiste kansen in Europa en op de inefficiënte compensatie die de koloniën in dit opzicht boden. Politieklitterair kwam deze kritiek op gang in de Lettres Persanes (1721) van Montesquieu, in Candide (1759) van Voltaire en in diens aandacht voor het culturele con flict tussen de Europese naties en de door hen geci viliseerde volkeren.

Voltaires Essai sur les moeurs et l’esprit des nations (1769) opende de weg naar een kolonisatie nieuwe stijl, zoals die o.m. door Napoleon in Egypte (1798) werd gepraktiseerd. Egypte vormde het eerste land waar de ‘mission civilisatrice et scientifique’ werd toegepast. In Indië slaagden de Engelsen erin een binnenlands bestuur op te zetten naast en soms tegenover de commerciële East India Company. Kolonisatie nieuwe stijl werd temeer als een alge mene noodzaak gevoeld, toen de vrijheid die de Franse Revolutie aan de kolonie Haïti bracht, er spoedig verkeerde in terreur. Op de overgang van de 18e naar de 19e eeuw was Europa verdeeld ge raakt over het recht tot kolonisatie. Het nieuwe →imperialisme na 1880 heeft dit tijdelijk doen vergeten.

Eén zaak die gedurende deze periode in discrediet raakte, de slavernij, zou nooit meer als vanzelfspre kend worden beschouwd. De Abolition Society van T.→Clarkson slaagde er met steun van W.→Wil berf orce in de slavenvaart te doen verbieden (1807), effectieve internationale controle op de navolging ervan af te dwingen en de emancipatie van de slaven onder de Britse constitutie te bewerkstelligen (1833). In Frankrijk slaagden de Amis des Noirs, onder wie M.J.A.N.C.de →Condorcet, er tijdelijk in de emancipatie in 1794 te verkrijgen. De afschaf fing van de slavernij in NoordAmerika tijdens de Burgeroorlog vormde ook voor anderen een stimu lans (Suriname, 1864). Overigens betekende dit niet, dat er direct veel veranderde: de sociale en economische verhoudingen, de relaties en gedrags patronen, de mentale sfeer bleven koloniaal.

In de eerste helft van de 19e eeuw kreeg kolonisatie van maagdelijke gebieden een nieuwe kans, toen E. →Wakefield Australië en NieuwZeeland bij het Engelse publiek introduceerde. In Afrika zond de African Society ontdekkingsreizigers en zendelin gen uit om te zoeken naar commerciële mogelijkhe den en om Arabische slavenhandelaars uit te scha kelen. Wat door E.Burke was omschreven als de koloniale trustee begon vorm aan te nemen: de Europese landen probeerden de ‘lagere’ volken te vrijwaren van sterke drank, ammunitie en vreemde overheersers. Na 1880 werden deze pogingen onder het wakend oog van binnenlandse bestuursambte naren voortgezet (→imperialisme). Exploitatiecom pagnieën en ontginners probeerden de tropische ge bieden te betrekken bij het industrialiserende Wes ten. Die exploitatie was echter niet zelden ten ongunste van de inheemse ontwikkeling.

Tegen wicht werd gezocht in aanpassing van westerse bestuurstechnieken aan de inheemse situatie (zoals specifieke grondrechten voor de inheemsen, af schaffing van dwangarbeid, betere hygiëne en educatieve zorg). Bovendien werden de stemmen luider, zoals van J.A.→Hobson, die meenden dat een natie alleen haar koloniserende beschavingsar beid kon verrichten als men zich liet controleren door internationaal erkende organen. Volkenbond en VN raakten bij het kolonialisme betrokken.

Het kolonialisme sprak van begin tot einde tot de verbeelding en het geweten van de Europeanen; de rijkdommen, mogelijkheden en uitdagingen, de sfeer der koloniën wisten hen te boeien, maar de expansie werd steeds begeleid door een vragend ge weten. Het kolonialisme is door velen beschouwd als mogelijkheid om de condities van de inheemse bevolking te verbeteren, om zo de wereld te stuwen in zijn vooruitgang (o.a. De Kat Angelino, Gal liénu, LeroyBeaulieu). Wel zagen de Europeanen onvoldoende, dat hun eigen preoccupatie met nationale macht, m.n. vanaf 1880, een gelijksoortig antwoord moest oproepen. Juist het op zich nemen van ‘the white man’s burden’ (R.→Kipling) door de kolonisatoren (kolonialisme als opvoeding) moest vroeg of laat tot ontwaking van de gekoloniseerden en tot beëindiging van de voogdij leiden.

LITT. A.D.A.de Kat Angelino, Staatkundig beleid en bestuurszorg in Ned.Indië (3 dln. 1930); S.Za vala, New viewpoints on the Spanish colonization of America (1943); K.E.Knorr, British colonial theories 1570—1950 (1944); L.Hanke, The Spanish struggle for justice (1949); D.B.Davis, The problem of slavery in western culture (1966); F.Mauro, L’expansion européenne 1600—1870 (1967); P. Chaun, Conquête et exploitation des nouveaux mondes (1969); R.Albertini (red.), Moderne Kolo nialgeschichte (1970); G.J.Schutte, De Ned. pa triotten en de koloniën, 17701800 (1974); C.Ver luiden, Koloniale expansie in de 15e en 16e eeuw (1975).

< >