John Atkinson, Engels econoom en publicist, *6.7.1858 Derby, ♱l.4.1940 Hampstead. Hobson studeerde te Oxford.
In The physiology of industry ontwikkelde hij de theorie van de onderconsumptie, die duidelijke invloed gehad heeft op M.Keynes, toen deze in Economic consequences of the war (1919) de positie van Europa voor de oorlog beschreef. In 1902 publiceerde Hobson Imperialism, a study, waardoor hij beroemd werd. Hij beschouwde koloniale investeringen als compensatieobjecten: het kapitaal zocht in de koloniën beleggingsmogelijkheden die er in het moederland niet meer voldoende waren vanwege de onderconsumptie aldaar; het imperialisme kwam dus slechts bepaalde klassen van de bevolking ten goede. De aantrekkingskracht van het imperialisme op de grote massa was volgens hem kunstmatig opgewekt en lag vooral in het sociaal-psychologische vlak. Het kapitaalrendement zou volgens Hobson groter zijn indien men over zou gaan tot verbetering van de inkomens van de arbeiders, progressieve inkomstenbelasting en nationalisatie van de monopolies. Hobson had, als radicaal-liberaal sociaal hervormer, door zijn vele geschriften grote invloed op o.a.
Lenin, zoals blijkt uit diens opstel Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme (1916). Werken: (met A.F.Munnery) The physiology of industry (1889), Imperialism, a study (1902), The industrial system (1909), Work and wealth (1914); The confessions of an economie heretic (1977, autobiogr.).LITT. H.N.Brailsford, The life-work of J.Hobson (1948); E.E.Nemmers, Hobson and underconsumption (1972).