I. tw., om het genoemde geluid weer te geven: -!, daar lag hij;
II. zn. v./m. (-en),
1. slag die een kort, enigszins gebroken, maar helder geluid geeft en dat geluid zelf: de — van de zweep; een — om de oren;
2. vallende of neergegooide kleine hoeveelheid van iets, kwak, scheut: een modder, water, verf;
3. (gew.) zweep;
4. (gew.) restje; geen waard, niets.