m. (-s), apparaat waarmee vloeibare of gasvormige stoffen kunnen worden geïnjecteerd.
(e) Een injecteur wordt o.a. gebruikt als voedingstoestel voor het inspuiten van de benodigde hoeveelheid vloeibare brandstof bij inspuitmotoren (→inspuitsysteem). Van de injecteur voor het bijvullen van het voedingswater bij stoomketels, is de werking in principe gelijk aan die van de →ejecteur, echter hier niet met het doel gas af te zuigen, maar water in te brengen.
In de landbouw gebruikt men o.a. een ammoniakinjecteur en een mestinjecteur (vloeibare mest wordt in de bouwvoor onder druk ingebracht). De mestinjecteur maakt steeds meer opgang in verband met het vrijwel reukloos kunnen bemesten van het land. De in de grond te brengen stoffen worden via een pijp achter een cultivatortand in de door deze tand getrokken geul gebracht; de terugvallende losse aarde dekt de ingebrachte stof meteen af.