Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Ibsen

betekenis & definitie

Henrik, Noors toneelschrijver en dichter, 20.3.1828 Skiën, ♱23.5.1906 Kristiania (Oslo); zoon van een koopman. Toen Ibsen acht jaar was ging zijn vader failliet.

Dit drukte een stempel op zijn gehele leven. Hij studeerde te Kristiania litteratuur en esthetiek. Als regisseur van de schouwburg te Bergen (1851—57) en directeur van het Norske Theater te Oslo (1857—64) leerde hij de eisen van het toneel kennen. Daarna verbleef hij gedurende 27 jaar afwisselend in Italië en Duitsland. Na romantische en historische jeugddramas, waarin hij reeds de grote levensproblemen aanroert, verschenen zijn dramas Brand en Peer Gynt in verzen. In 1869 schreef Ibsen zijn eerste naturalistische drama.

Hij onderging de invloed van G.➝Brandes, die van mening was dat problemen ter discussie moeten worden gesteld. Ibsen schilderde de enkeling in conflictsituaties die m.n. betrekking hebben op liefde, huwelijk en erfelijkheid. Later stelde hij het conflict tussen het volgen van de roeping en de verantwoordelijkheid ten opzichte van de medemens steeds scherper. Na 1882 deed hij dit in symbolische vorm. Ibsens werk vormt een eenheid en is in de eerste plaats psychologisch. Zijn dialogen zijn levendig en natuurlijk, terwijl hij door het scherp belichten van het verleden van zijn personen de uiteindelijke catastrofe voorbereidt.

Ibsens werk heeft grote invloed geoefend en is in vele talen, waaronder het Ned., vertaald. Werken: toneel: Catilina (1850), Kongsemnerne (1864), Brand (1866), Peer Gynt (1867), Et drukkehjem (1879), Gengangere (1881), En folkefiende (1882), Vildanden (1884), Rosmersholm (1886), Hedda Gabler (1890), Bygmester Solness (1892), John Gabriel Borkman (1896), Naar vi døde vaagner (1899); poëzie: Terje Vigen (1862), Digte (1871). Uitgaven: Efterladte skrifter, door H.Koht en J.Elias (3 dln. 1909); Samlede verker (21 dln. 1928-57; 13e dr. 1973); Ned. vert. door J.Clant v.d.Mijll-Piepers (4 dln. 4e dr. 1925-28).LITT. G.Brandes, H.Ibsen (2e dr. 1916); R.C. Boer, Ibsens dramas (1928); G.B.Shaw, The quintessence of ibsenism (1933); C.Stuyver, Ibsens dramatische Gestalten. Psychologie und Symbolik (1952); H.Koht, H.Ibsen (2e dr., 2 dln. 1954); H. Meyer, H.Ibsen (1967); I.Northam, Ibsens dramatic method (1971); Ibsen-bibliografie 1971 (197274); M.Gravier, Ibsen (1973; Fr.).

< >