v./m. (-ten),
1. kleine primitieve of armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd: plaggenhut;
2. de verblijfplaats van de stuurlieden en officieren aan boord; als het in de kajuit regent, druipt het in de -, als hogeren ervan lijden, krijgen lageren ook hun deel; orde in de -, orde moet er zijn; thans de naam voor ieder van de kamertjes die als (nacht)verblijf voor de passagiers (bemanning) dienen: een — voor twee personen; de — van de tweede stuurman.