Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hut

betekenis & definitie

v./m. (-ten),

1. kleine primitieve of armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd: plaggenhut;
2. de verblijfplaats van de stuurlieden en officieren aan boord; als het in de kajuit regent, druipt het in de -, als hogeren ervan lijden, krijgen lageren ook hun deel; orde in de -, orde moet er zijn; thans de naam voor ieder van de kamertjes die als (nacht)verblijf voor de passagiers (bemanning) dienen: een — voor twee personen; de — van de tweede stuurman.

< >