Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

houtskool

betekenis & definitie

v./m. (-kolen), verkool hout (e): — in stukken; gestampte —; — is nodig bij de bereiding van buskruit; in staafjes als tekenmateriaal: een tekening met — schetsen.

(e) Houtskool wordt verkregen door →houtverkoling. Ofschoon de betekenis van houtskool vroeger veel groter was dan tegenwoordig, neemt ze, zelfs in zeer geïndustraliseerde landen, nog een belangrijke plaats in. De toepassingen zijn o.a.: bij de metallurgie (reductiemiddel bij de ijzerfabricage en bij de tinwinning; hardingsmiddel in metaalsmelterijen; fabricage van silliciumcarbide en non-ferrolegeringen als ijzersilicium); bij de fabricage van zwavelkoolstof, actieve kool, buskruit; als toevoeging aan veevoeder, ter voorkoming van spijsverteringsstoornissen enz. Houtskool is zeer geliefd als verhittingsbron voor barbecues (zij verleent een aangenaam aroma). Houtskool ontleent haar waarde o.m. aan het geringe zwavelgehalte en het lage asgehalte, waardoor zij vooral voor de metallurgie en voor de actieve-koolfabricage geschikt is. Maar de stijging van houtprijzen en lonen maakt bij een krimpende markt de fabricage ervan, zeker in WestEuropa, weinig aantrekkelijk. De volumieke massa van houtskool is voor beukekool 210 kg/m3, voor dennekool 125 kg/m3.

Houtskool is een van de oudste tekenmaterialen. Zij is ideaal om mee te schetsen doordat zij zich nauwelijks aan het tekenpapier hecht en dus gemakkelijk te verwijderen is. In de 16e eeuw doordrenkte men in Italië houtskool met lijnolie, waardoor het materiaal beter pakte: van die vondst werd in de 17e eeuw vooral in de Nederlanden gebruik gemaakt (Rubens, Van Dyck).

LITT. J.Meder, Die Handzeichung (1923).