Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hilversum

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Noord-Holland, in het Gooi, 46,30 km2 (zand), 94930 inw., 26,5 % r.k., 20 % n.h., 6,5 % geref., 12,5 % overige en 34,5 % g. kerkg.

De industrie omvat metaalindustrie, grafische en chemische nijverheid, textiel, confectie, voedingsen genotmiddelen, houtverwerking. Aan de rand van Hilversum is enige tuinbouw en veeteelt. De afwisseling van arbeidersen villawijken wijst op een snel gegroeide industrie en woonfunctie voor een rentenierende bevolking en voor forensen. Vele instellingen op het gebied van radio en televisie en het bedrijf Philips Telecommunicatie zijn in Hilversum gevestigd. De ligging te midden van bossen en een snelle spoorwegverbinding maakten Hilversum tot een buitenstad van Amsterdam en Utrecht. Hilversum is gebouwd tegen en op de Gooise Heuvelrug met hoogten van 20—35 m.

Het oude centrum is de Groest, een brede hoofdstraat, en de Kerkbrink met het vm. raadhuis (museum voor het Gooi) en de (in restauratie) ned.hervormde kerk (westtoren is van eind 15e eeuw). De haven, met jachthaven, in het zuidwesten van de stad is door een kanaal verbonden met de Vecht. Ten noorden van het oude centrum staat het gemeentehuis (architect W.H.Dudok) temidden van moderne stadswijken, die om het oude centrum zijn verrezen volgens een plan van Dudok. Rondom de stad ligt een gordel van natuurgebieden (o.a. het Spanderswoud, het Corversbos), de meeste zijn vrij toegankelijk.GESCHIEDENIS. Hilversum ontstond in de vroege middeleeuwen en wordt het eerst vermeld in 1305; het behoorde tot het bestuursgebied van Laren. In 1416 vond de kerkelijke scheiding plaats en in 1424 kreeg Hilversum een eigen bestuur. In de 16e eeuw kreeg Hilversum textielnijverheid, toen er gesponnen werd in huisnijverheid voor de Naardense (in de 17e eeuw ook voor Amsterdamse en Leidse) lakenweverijen. In de tweede helft van de 17e eeuw vestigden zich te Hilversum ook lakenweverijen en in de 18e eeuw werd er naast wol ook katoen verwerkt; tevens was er een bloeiende tapijtweverij. Hilversum leed veel van oorlogen (in 1505 verwoest door Karel van Gelre, in 1629 door Montecuculi en in 1672 Franse bezetting) en door branden (1725, 1766).

In de 19e eeuw ging de weefindustrie achteruit door de concurrentie van Eindhoven, Tilburg en Twenthe, maar ca.1870 bracht de mechanisatie van de produktie herstel. In 1870 was Hilversum met 6600 inw. het grootste dorp van het Gooi, maar ook het armste. Door de grote armoede ontstonden misstanden, o.a. veel drankmisbruik; ook kende Hilversum de gedwongen winkelnering. Eind 19e eeuw zette een snelle ontwikkeling in. LITT. P.J.v.Ravensteyn, J.Boerhout en C.L.Heek (red.), Gedenkboek Hilversum 1424-1924 (1924); J.Diederich, Karakter en groei van Hilversum (1952); Structuurplan Hilversum (1962); C.Bruijn, Ons Hilversum. Hoe het ontstond, hoe het groeide (2e dr. 1963).

< >