m. (-en)
1. worp: hij heeft een gelukkige —gedaan, nl. met de dobbelstenen, (fig.) hij is gelukkig geweest; een — naar iets doen, een kansje wagen; (ook) iets bij benadering bepale
2. afstand waarover men werpt: hij wierp de steen over het kanaal, het was een hele —;
3. (gemeenz.) gang, vaart: ga (jij) ie ga je gang, doe wat je niet laten kunt;
4. (scheepsterm) werpanker, stokloos anker met vier handen.