Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

heerschappij

betekenis & definitie

v., leiderschap, machthebberschap, macht, gezag: hij voert over vele volkeren; m.n. opperbestuur, regering: zich van de — meester maken.

(e) Meer in het algemeen wordt heerschappij gezag of autoriteit genoemd. Geen maatschappelijk verband is denkbaar zonder de een of andere vorm van heerschappij. Bekend is de indeling van Max Weber, die drie vormen van legitieme heerschappij onderscheidt:

1. heerschappij van rationeel karakter, beheerst door het vertrouwen op de wettigheid van bepaalde rechtsregels en van het handelen van voor de machtsoefening aangewezen autoriteiten (b.v. de democratische staatsvormen, bureaucratieën enz.);
2. heerschappij van traditionele aard, waarbij het wettig gezag vooral op de kracht van de traditie steunt (de monarchieën);
3. heerschappij van charismatisch karakter, d.w.z. steunend op de heilsverwachting en toegewijde trouw. In dit geval heeft de gehoorzaamheid een emotioneel karakter, met bijna religieuze eerbied voor een leider, die zelf ook van zijn roeping overtuigd is.

In de meeste gevallen komen deze drie typen in gemengde vorm voor, speciaal het rationele en het traditionele gezag (in de constitutionele monarchie). De ontwikkeling van de moderne staat is vooral bevorderlijk geweest voor de rationele heerschappij, met haar overvloed van rationeel geconstrueerde rechtsregels. Een van de meest typische gezagscomplexen is de bureaucratie. Ook mengvormen tussen rationele en charismatische heerschappij kómen voor: b.v. de verering voor de leider in sterk bureaucratische systemen als het leger of het grootbedrijf.

LITT. M.Weber, Wirtschaft und Gesellschaft (2 dln. 1925, herdr. 1972); Lasswell enKaplan, Power and society (1952); C.Wright Mills, The power elite (1956); J.Niezing, Onheilsprofetie en radicalisme (1965); K.O.Hondrich, Theorie der Herrschaft (1973).