Ned. gemeente in de provincie Gelderland, 37,73 km2 (zand en klei), 28500 inw., 5l’% n.h., 2l’% geref., 1l’% r.k., 2 % overige en 15 % g. kerkg. De gemeente omvat de stad Harderwijk (25000 inw.), het dorp Hierden en enkele buurtschappen.
Van de cultuurgrond is ca. 80 % grasland.Harderwijk heeft veel pluimveeen eendenteelt.
Het is regionaal verzorgingscentrum met ziekenhuizen, sanatoria en vele scholen. De visserij is als bestaansbron verdwenen. De industrie omvat o.a. cement, hout en meubels, elektronika, metaal (o.a. aluminium), apparaten, voedingsen genotmiddelen. Harderwijk is garnizoensstad. Bezienswaardig zijn: de Grote Kerk, de Kloosterkerk, de vm. hogeschoolgebouwen (thans in militair gebruik), het stadhuis (1837) en het Veluws museum voor oudheden. Harderwijk is een toeristisch centrum (dolfinarium, jachthavens, strandbaden) met een bosrijke (1500 ha) omgeving. GESCHIEDENIS.
Harderwijk kreeg in 123l van graaf Otto II van Gehe het Zutfense stadsrecht. Het bezat tijdens de middeleeuwen lakennijverheid, visrokersbedrijf, handel en scheepvaart . LITT. P.Berends, J.Moll en J.W. v.d. Bosch, Kroniek van Harderwijk 1231-193l’(1931); P.Berends, Het oud archief der gem. Harderwijk (1935); A. H.J.Prins, Bibliogr. van Harderwijk (1960); A.A.M.de Haan, Het wijsgerig onderwijs aan het Gymnasium Illustre en de hogeschool te Harderwijk, 1599-1817(1960).