(hield zich groot, heeft zich grootgehouden),
1. zich kloek gedragen (bij lichamelijk leed of ongemak): de operatie had veel pijn veroorzaakt, maar hij hield zich groot;
2. zich houden alsof men iets hinderlijks niet bespeurt of het zich niet aantrekt: hij merkte wel dat die opmerking hatelijk bedoeld was, maar hij hield zich groot;
3. stand ophouden, hij kon niet anders doen dan — en gaf ook een rondje.