Wat is de betekenis van Groothouden )zich?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Groothouden )zich

GROOTHOUDEN (ZICH), (hield zich groot, heeft zich grootgehouden), zich kloek gedragen (bij lichamelijk leed of ongemak): de operatie deed zeer veel pijn, maar hij hield zich groot; — zich houden alsof men iets niet bespeurt of het zich niet aantrekt: hij bemerkte wel dat die opmerking als eene hatelijkheid bedoeld was, maar hij hield zich gro...