Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

goddeloos

betekenis & definitie

bn. en bw. (-lozer, -st),

1. aan geen god (of goden) gelovend (in deze zin gewoonlijk godloos): een — mens, een atheïst; 2. God niet dienend, diep verdorven; (bw.) op zondige, misdadige wijze; handelen; metonymisch) een goddeloze stad;
3. blijk gevend van ongodsdienstigheid: een leven leiden; goddeloze woorden;
4. (gemeenz.) ter aanduiding van een hoge graad: wat een lawaai; (als bw.) in zeer hoge mate, gruwelijk: ik heb mij — verveeld.