m., druk van bovenliggende gesteenten, die wanden van ondergrondse holle ruimten naar binnen drukt of door verbrokkeling de ruimte op vult.
(e) Gesteentedruk is het gevolg van spanningen, aanwezig in de gesteenteen aardlagen, veroorzaakt door de zwaartekracht, plastisch gedrag op de lange duur en tektonische restspanningen. Bij ongeconsolideerde gesteenten (losse randen) zullen de verschijnselen zich vrijwel direct na het maken van de halruimte manifesteren; bij vaste gesteenten daarentegen is er tijd voor nodig, soms jaren. Door deze ‘tijdwerking’ krijgt men in de mijnbouw gelegenheid tot het aanbrengen van ondersteuning. Bij de winning van kolen en ertsen wordt veelal gebruik gemaakt van breukvorming door gesteentedruk ter besparing van springstof (breukwinning). Zeer gevaarlijke vormen van gesteentedruk zijn o.a.:
1. de Gebirgsschlag, veroorzaakt door plotselinge breuk van een dikke elastische gesteentebank (zandsteen, kwartsiet, anhydriet) door te hoge buigspanningen;
2. de rockburst: bij zeer harde massieve gesteenten met hoge elasticiteitsmodulus en geringe ‘kruip’eigenschappen kunnen aan de wanden van halruimten of in steunpijlers dusdanig hoge drukspanningsconcentraties optreden dat het gesteente spontaan verpulvert en de ruimte met gruis opvult. In beide gevallen speelt de tijdwerking een belangrijke rol.