o. (-len),
1. samenstel, een geheel van samenstellende delen, b.v. van het menselijk lichaam of van enkele organen daarvan, meestal in samenst.: zenuwgestel enz.; ook raamwerk, frame;
2. lichamelijke conditie: mijn — is niet bestand tegen alcoholische dranken; hij heefteen taai, een zwak zijn — ondermijnen;
3. gemoedsaard: een hartstochtelijk, een prikkelbaar —.