[➝Fr.] (geneerde, heeft gegeneerd),
1. hinderen, lastig zijn: het geneert u toch niet?;
2. verlegen maken: zijn gezelschap geneert me; gegeneerd zijn, zich gegeneerd voelen, verlegen, niet op zijn gemak zijn;
3. zich —, a. zich ontzien om te doen wat men wil: je moet je niet —; geneer je niet, doe maar wat je wilt, alsof je thuis bent, spreek zoals je wilt; (ook ironisch) wees maar vrijpostig; b. zich schamen: ik zou me —, hem om geld te vragen; hij geneert zich niet te vertellen ..., hij heeft de onbeschaamdheid daartoe.