Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geloofsbelijdenis

betekenis & definitie

v. (-sen),

1. het openlijk verklaren een godsdienstig geloof aan te hangen; verklaring die men aflegt, m.n. voor het kerkelijk gezag, omtrent zijn godsdienstige overtuiging;
2. het geheel van de artikelen waarin een geloof is vervat (e); bij uitbreiding ook van iemands staatkundige of letterkundige overtuiging: een politieke (e) In de geschiedenis van het christendom speelt de geloofsbelijdenis een bijzondere rol als blijk van instemming met het geloofsgetuigenis van de gemeenschap, m.n. bij de doop en bij geloofstwisten binnen de kerk. Alle christelijke kerken houden zich aan de ➝Apostolische Geloofsbelijdenis, die vanouds gebruikt wordt bij de doop, aan het Niceno-Constantinopolitanum of het ➝credo en aan de ➝Athanasiaanse Geloofsbelijdenis. Deze worden te zamen de drie oecumenische geloofsbelijdenissen genoemd. Na het ontstaan van het ➝ Oosters Schisma (1054) werd door de Latijnse kerk met het oog op verzoening met het oosten een belijdenis voorge

legd aan keizer Michael Palaiologos (Tweede Concilie van Lyon, 1274), aan de Grieken, de Armeniërs en de jacobieten (Concilie van Florence, 1439), en verder aan kleine groepen in het oosten in 1575 en 1743. Binnen de Latijnse kerk werd een belijdenis voorgelegd aan dissidente groepen, zoals de waldenzen (1208), de albigenzen en de katharen (Vierde Concilie van Lateranen, 1215). Na het ontstaan van de Reformatie vaardigde het Concilie van Trente een belijdenis uit in 1564, die met enkele leerbeslissingen van het Eerste Vaticaanse Concilie in 1870 werd uitgebreid.

In de kerken van de Reformatie was de lutherse Augsburgse geloofsbelijdenis (1530) de eerste (➝Augsburg, Confessie van); zij werd gebundeld met andere belijdenisformulieren tot het liber concordiae (1580). De gereformeerde kerken legden hun belijdenis neer in de eerste en tweede Zwitserse confessie (1536 en 1566), de Catechismus van Genève (1536-41), de Gallicaanse geloofsbelijdenis (1559), de -➝Nederlandse geloofsbelijdenis (1561), de ➝Heidelbergse catechismus (1563), de vijf ➝leerregels van Dordrecht (1618-19) en de geloofsbelijdenis, grote resp. kleine catechismus van Westminster (1647). De kerk van Engeland formuleerde in 1562 haar 39 Articles of religion, die de methodisten voor hun kerk in de tweede helft 18e eeuw tot 25 Articles hebben herleid. De congregationalisten (tweede helft 16e eeuw) kennen geen gemeenschappelijke geloofsbelijdenis maar hebben bijzondere waardering voor de belijdenis van Westminster, terwijl de baptisten alleen de persoonlijk geformuleerde belijdenis kennen.

Rooms-katholieken voelen zich sterk gehouden aan hun geloofsbelijdenis, overeenkomstig hun geloofsvisie op de functie van de kerk in deze, maar wel ontwikkelt zich de behoefte aan een eigentijdse interpretatie, voorzover elke belijdenis uiteraard vertolkt werd in de denkcategorieën van de tijd van ontstaan of eenzijdig geformuleerd ten gevolge van de polemische interessen. De reformatorische christenen beschouwen de geloofsbelijdenis allereerst als een richtlijn bij het goed lezen van de Schrift, die als de enige beslissende norm voor het geloven geldt. Nochtans hebben zich in verscheidene kerken ernstige spanningen voorgedaan naar aanleiding van het wel of niet urgeren van de geloofsbelijdenis. Ook werd de wens geuit naar een eigentijdse formulering, waarvan de Ned.-Hervormde Kerk een officiële proeve gaf in 1950. . litt. J.Kelly, Early christian creeds (1950); H. Fiolet, Een kerk in onrust om haar belijdenis (1953); De belijdenisgeschriften van de Ned.

H.-Kerk (1957); Bekenntnisschriften und Kirchenordnungen der nach Gottes Wort reformierten Kirche (1958); The Book of Concord (1959); H.Denzinger en A. Schönmetzer, Enchiridion Symbolorum (23e dr. 1963); Die Bekenntnisschriften der Evang.-Luth. Kirche (1963); J.Neuner en H.Roos, Der Glaube der Kirche in den Urkunden der Lehrverkündigung (1971).

Jodendom, Een belijdenis zoals de christelijke religie die kent, heeft het jodendom niet. Wel stelde in de 12e eeuw ➝Maimonides 13 geloofsartikelen vast, maar deze werden door andere belangrijke wetsgeleerden bestreden. Een geloofsbelijdenis heeft in de joodse godsdienst geen bindende kracht.