Ugo Niccolò, Italiaans dichter, *6.2.1778 Zante, †10.9.1827 Turnham Green (Londen); zoon van een Venetiaan en een Griekse. Foscolo was een vurig en vrijheidslievend patriot.
Hij diende als officier in Italië en Frankrijk, en nam deel aan verscheidene grote veldslagen. Hij werd in 1808 hoogleraar te Pavia, waar hij de bekende rede hield Dell’origine e dell’ufficio della letteratura, maar kort daarna werd de leerstoel afgeschaft. De opvoering van zijn Napoleon vijandig gezinde tragedie Ajace (1811) dwong hem Milaan te verlaten. In 1814 wilde hij niet de eed van trouw aan Oostenrijk afleggen, vertrok naar Zwitserland, in 1816 naar Engeland, waar hij als schrijver en criticus in zijn onderhoud voorzag. Van zijn werken in proza is beroemd zijn sterk autobiografische briefroman Ultime lettere di Jacopo Ortis (definitieve uitg. 1802; vele vert.), waarin een zekere invloed van Rousseau en van Goethes Werther te bespeuren is. Het boek is vol romantische hartstocht en sombere sentimentaliteit en vertolkt de wanhoop van de schrijver om zijn verloren vaderland en om zijn geliefde, die met een ander trouwde.
Prachtig zijn de natuurbeschrijvingen en de analyse van de gevoelens van Jacopo Ortis na het Verdrag van Campoformio (1797), dat de ondergang van de republiek Venetië bezegelde. De roman had een grote invloed op de Italiaanse patriotten. Foscolo’s roem als dichter berust vooral op zijn oden, sonnetten en de twee ‘carmi’, Le Grazie (onvoltooid) en I Sepolcri (1807), beide in vrije verzen. Foscolo verenigt in zijn werk classicisme en romantiek en neemt ook daardoor een voorname plaats in de Italiaanse letterkunde in. Uitgaven: Verz. werken (12 dln. 1850-62, 1890); Opere (1933); vele uitgaven van afzonderlijke werken. LITT. A.
Ottolini, U. Foscolo (4 dln. 1927-28); A. Caraccio, V. Foscolo, l’homme et le poète (1934); F. Flora, U. Foscolo (1940); M.
Fubini, Foscolo minore (1949); D. Bulferetti, Foscolo (1952); C. Natali, U. Foscolo (1959); C. Varese, Foscolo (2e dr. 1966).