[➝Fr.], bn. en bw. (-er, -st),
1. zuiver, zonder fouten, niet afwijkende van de gestelde eisen of regels: — werk; — schrijven, een correcte hand;
2. onberispelijk: correcte kleding, gekleed gaan, netjes en onopvallend; uit moreel oogpunt, of met betrekking tot de nuances der maatschappelijke omgangsvormen onberispelijk: een correcte houding, handeling; zich gedragen.