Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stengel

betekenis & definitie

m. (-s),

1. dat deel van de plant dat bladeren, knoppen en bloemen draagt, geleed is en zich daarmee onderscheidt van de wortel (e);
2. stengelvormig gebak: zoute stengels.

(e) Stengels zijn oorspronkelijk kruidachtig, blijven ook zo bij eenjarige gewassen en bij Monocotyledones (eenzaadlobbigen) terwijl zij bij Dicotyledones (tweezaadlobbigen) en Gymnospermae (naaktzadigen) die meerjarig zijn, houtachtig worden (➝hout). Plat neerliggende stengels, die zich aan hun uiteinde bewortelen, zoals bij de aardbei, noemt men stolonen; bij grassen spreekt men van een halm, bij Cyperaceae van een biezenhalm, bij houtige stengels van een stam, ondergrondse stengels heten rizomen (wortelstokken). Stengelverdikkingen (stengelknollen) bevatten vaak reserves (b.v. de aardappel). ➝wortel.