aan'slaan (sloeg aan, heeft en is aangeslagen), I. overg., 1. treffen met de daartoe bewogen hand of met een voorwerp dat men daarin houdt; ook van klepels, hamers enz. die tegen iets slaan; (kolfspel) de bal —, het eerst de bal in beweging brengen; (muziek) een toets —, in beweging brengen en daardoor een toon laten horen; vandaar ook (fig.) een toon, een noot —, de daardoor aangeduide toon voortbrengen; een bepaalde toon —, door woorden en stembuiging zekere gemoedsstemming openbaren; een hoge toon —, door zijn wijze van spreken hooghartigheid te kennen geven; (ook) met veel aanmatiging spreken; een andere toon —, op geheel andere wijze gaan spreken, zich meer bescheiden, kalmer uiten; 2. van paarden: onder het draven met de achterhoef tegen het ijzer van de voorhoef slaan, strijken; 3. beslag leggen op, in beslag nemen, bekeuren (personen), verbeurd verklaren (goederen); 4. een boedel —, aanvaarden; 5. (van militairen) salueren, groeten door de hand aan het hoofddeksel te brengen (het is echter geen militaire term); het geweer —, mikkend aan de schouder leggen; 6. (vlug) vasthechten (van voorwerpen die weer losgemaakt moeten worden); aas —, aan de haak vasthechten; 7. vastspijkeren; aanplakken (bekendmakingen, biljetten); een huis —, er een bordje aan spijkeren om het ten verkoop of te huur aan te bieden; 8. taxeren; iets hoog —, er een hoge waarde aan toekennen; iemand (in de belasting) hoog of laag —, voor een grote of kleine som belastingplichtig stellen; 9. vaster, dieper indrijven: sla die bout nog wat aan; 10. in werking brengen door draaien aan een zwengel: een motor —; aangeslagen; II. onoverg., 1. even geluid geven (zonder menselijke aanraking): door de schok sloeg de klok aan; (oneig.) eventjes beginnen te zingen (van vogels); eventjes beginnen te blaffen (van honden); (jachtterm) zacht blaffen bij het bespeuren van wild; 2. bij of na een beweging treffen of raken; 3. (van verbrandingsmachines) in werking komen: de motor wil niet —; 4. zich aan de oppervlakte vasthechten: de rook slaat overal aan; met subjectsverwisseling: de ruiten slaan aan, worden met fijne waterdeeltjes bedekt; 5. (van verplante bomen of heesters) vatten, opnieuw beginnen te groeien, wortel schieten; de klaver slaat aan, begint te groeien en op te schieten; (fig.) goed —, succes hebben, in de smaak vallen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk