Definities van Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gelusten
- Gemaakt
- Gemaal
- Gemak
- Gemal
- Gemalin
- Gemanierd
- Gember
- Gemediatiseerd
- Gemeen
- Gemeenebest
- Gemeenschap
- Gemeensman
- Gemeente
- Gemeenzaam
- Gemeld
- Gemelijk
- Gemergd
- Gemet
- Gemoed
- Gemoedsaard
- Gemoeid
- Gemoet
- Gemoffel
- Gems
- Gemuit
- Gemzenjager
- Genaakbaar
- Genaamd
- Genade
- Genaken
- Genant
- Gene
- Genebd, Genebt
- Geneesbaar
- Genegen
- Geneigd
- Generaal
- Genet
- Geneugelijk
- Genever
- Genezen
- Geniaal
- Genie
- Genies
- Genieten
- Genoeg
- Genomen
- Genoot
- Genot
- Gent
- Genuttigen
- Geoogd
- Geoord
- Geoorloofd
- Gepaard
- Gepast
- Gepeesd
- Gepeupel
- Geplaag
- Gepraal
- Gepreutel
- Gepruikt
- Geraakt
- Geraamte
- Geraken
- Gereed
- Gereformeerd
- Geregeld
- Geregt
- Gerei
- Gerezen
- Gerf
- Gergel, Girgel
- Geribd
- Gerijf, Gerief
- Gerijm
- Gering
- Geringd
- Geroep
- Gerst
- Gerucht
- Geruim
- Gerust
- Gerw
- Gesammel
- Geschiedboek, Geschichtboek
- Geschiet
- Geschikt
- Geschil
- Geschimmeld
- Geschut
- Gesis
- Geslacht
- Geslagen
- Gesp
- Gespalk
- Gespen
- Gest, Gist
- Gestaafd