Definities van Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Benieuwen
- Benijden
- Benijpen
- Benjuin
- Benoemen
- Benoodigd
- Benzoin, Benzoë
- Beoefenaar
- Beoliën
- Bepaald
- Bepeilen
- Beplakken
- Beploegbaar
- Bepraten
- Beraad
- Berad
- Beraden
- Berberis
- Beredderen
- Bereden
- Bereiden
- Bereids
- Bereidwillig
- Bereik
- Bereizen
- Berg
- Bergamot
- Bergbewoner
- Bergen
- Bergeppe
- Berggeel
- Berggeest
- Berggeld
- Berghouten
- Bergie
- Bergje
- Bergkauw
- Bergloon
- Bergop
- Bergplaats
- Bergpreek
- Berieken
- Berigt
- Berijden
- Beril
- Beringen
- Berispen
- Berk
- Berkan
- Berlijnsch-blaauw
- Bernagie
- Bernsteen
- Beroemd
- Beroep
- Beroerd
- Beroesten
- Berooid
- Berooken
- Berouw
- Berrie
- Berst
- Bertramkruid
- Berucht
- Beruiken
- Bes
- Beschaafd
- Beschadigen
- Beschamen
- Beschaven
- Bescheid
- Beschenken
- Bescheren
- Beschermen
- Beschieten
- Beschijnen
- Beschik
- Beschilderen
- Beschonken
- Beschouwen
- Beschreijen
- Beschroomd
- Beschuit
- Beschuldigen
- Beschut
- Besef
- Besingelen
- Beslaan
- Beslabberen
- Beslag
- Beslagen
- Beslaglijn
- Beslapen
- Beslechten
- Beslommeren
- Besloten
- Besluit
- Besmeerder
- Besmettelijk
- Besneden
- Besnoeijen