Definities van Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Bevoordeeld
- Bevorderaar
- Bevorens
- Bevrachten
- Bevragen
- Bevriend
- Bevuilen
- Bewaarder
- Bewaken
- Beweegbaar
- Beweenen
- Bewegelijk
- Bewerp
- Bewierooken
- Bewijs
- Bewijzen
- Bewilligen
- Bewimpelen
- Bewind
- Bewitten
- Bewonderen
- Bewonen
- Bewust
- Bezaaijen
- Bezaan
- Bezabberen
- Bezem
- Bezending
- Bezet
- Bezie
- Bezielen
- Bezien
- Bezig
- Bezigtigen
- Bezijden
- Bezit
- Bezoar
- Bezoedelen
- Bezoek
- Bezoldeling
- Bezuiden
- Bezwaar
- Bezwachtelen
- Bezweerder
- Bibberen
- Bidbank
- Bidden
- Biecht
- Bieden
- Bier
- Bierenbrood
- Bierextract
- Bies
- Biest
- Biet
- Bietebaauw
- Biezen
- Big
- Biggelen
- Bij
- Bijbel
- Bijbetaling
- Bijdehandsch
- Bijdicht
- Bijeen
- Bijeenkomst
- Bijenangel
- Bijgaan
- Bijgebleven
- Bijgeloof
- Bijgeven
- Bijhalen
- Bijkans
- Bijl
- Bijlage
- Bijlbrief
- Bijleggen
- Bijleman
- Bijlhamer
- Bijliggen
- Bijltje
- Bijmaan
- Bijna
- Bijnaam
- Bijschieten
- Bijschrift
- Bijslaap
- Bijspreuk
- Bijstaan
- Bijster
- Bijstooten
- Bijt
- Bijtijds
- Bijval
- Bijvoegelijk
- Bijweg
- Bijzen
- Bijzet
- Bijziende
- Bijzijn