Gepubliceerd op 04-08-2020

Beschik

betekenis & definitie

Beschik, o. regeling, ordening; wat al -!

*-AL, m. en v. zie ALBESCHIK.
*-KEN, bw. ow. gel. (ik beschikte, heb beschikt); zenden; bezorgen, besturen; in orde brengen; ordenen, regelen; zijne zaken -, zijn testament maken; een minderjarige kan niet -; - over; (spr.) de mensch wikt en God beschikt.
*-KER, m. (-s).
*-STER, (-s).
*-KING, v. (-en); vrije - hebben over; bij ministeriële - of dispositie; uiterste wils-, testament; ter - stellen van...; te (ter) mijner -.

< >