Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 16-05-2020

Wild-type

betekenis & definitie

Variant van een organisme die in de natuur het meest voorkomt; geen mutant of laboratoriumstam

In de genetica wordt vaak gekeken naar mutanten omdat een mutant inzicht geeft in de genetische mechanismen die ten grondslag liggen aan een fenotype. De Amerikaanse geneticus Thomas Morgan onderzocht Drosophila’s met witte ogen. Dit fenotype wordt aangeduid met de letter w; het symbool is afkomstig van de mutant die als eerste beschreven is (“white”). Normaal heeft Drosophila rode ogen; dit fenotype wordt aangeduid met een plusteken: w$$$^+$$$. Een andere mutant met kronkelige vleugels werd “Curly” genoemd, afgekort tot Cy. Het wild-type heet dan Cy$$$^+$$$. Het wild-type kan zowel dominant als recessief zijn.

Deze manier van notatie verheldert de genetische analyse; het wild-type is verantwoordelijk voor de normale functie van het gen en het mutante niet-wild-type wordt beschouwd als abnormaal. In de gangbare notatie van de mendeliaanse genetica worden allelen aangeduid met A en a. Hieraan is alleen te zien welk allel dominant en welk recessief is, niet wat het meest voorkomende type is.

Bij dieren in het wild wordt de term wild-type gebruikt voor de “normale” kleur of vorm. Het wild-type van de tijger heeft een oranje-gele vacht met zwarte strepen, in tegenstelling tot mutanten die zwart-wit of geheel wit zijn.

De term wild-type wordt ook gebruikt bij pathogene micro-organismen. Het wild-type van een virus is de vorm die meestal voorkomt, zonder specifieke mutaties, zoals het de gastheer binnendringt. In de gastheer wordt het virus echter sterk geselecteerd door de immunologische afweer of door geneesmiddelen en ontstaat een mutante vorm die bijvoorbeeld resistent is tegen een bepaald antiviraal middel.