zichtbaar - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: zicht-baar
1. wat je kunt zien
♢ de top van de berg is nu zichtbaar
1. hij is zichtbaar gelukkig
[je kunt zien dat hij dat is]
2. duidelijk
♢ hij was zichtbaar opgelucht
Bijvoeglijk naamwoord: zicht-baar
... is zichtbaarder dan ...
het zichtbaarst
de/het zichtbare ...
iets zichtbaars
Tegenstellingen
onzichtbaar
Gepubliceerd op 14-11-2017
zichtbaar
betekenis & definitie