nu - bijwoord, voegwoord
1. de tegenwoordige tijd
♢ het verhaal speelt in het nu
2. op dit moment
♢ ik wil het nu van je weten
1. tot nu toe gaat het goed
[tot op dit moment]
2. van nu af aan ga ik met je mee
[vanaf dit moment]
3. in deze tijd
♢ het hier en nu
Algemene uitdrukkingen:
1. nu de zon schijnt ....
[omdat in deze tijd, op dit moment de zon schijnt ....]
2. doe dat nu niet
[ik wil niet dat je het doet]
3. nu en dan gaat hij naar school
[soms]
Bijwoord: nu
Voegwoord: nu
Synoniemen
heden, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, thans
Tegenstellingen
eerder, tevoren, toen, voordien, voorheen, vroeger, weleer
Gepubliceerd op 14-11-2017
nu
betekenis & definitie