top - woorddeel, zelfstandig naamwoord
1. hoogste, belangrijkste, beste, etc.
♢ het was weer topdrukte in de stad
1. het hoogste punt
♢ we hadden de top van de berg bereikt
1. van top tot teen
[helemaal]
2. hij staat aan de top
[bovenaan]
3. dat is het topje van de ijsberg
[een klein deeltje van een onaangename zaak]
2. groep mensen die de baas of het beste zijn
♢ hij hoort tot de top van dit bedrijf
1. topconferentie
[vergadering van hoogste machthebbers]
Woorddeel: top
Zelfstandig naamwoord: top
de top
de toppen
het topje
Synoniemen
piek
Tegenstellingen
dal, vallei
Gepubliceerd op 30-11-2017
top
betekenis & definitie