zicht - zelfstandig naamwoord
1. de mogelijkheid om te zien
♢ door de mist hadden we weinig zicht
1. het komt in zicht
[je kunt het zien]
2. het op zicht hebben
[een tijdje lenen, zodat je het kunt uitproberen]
3. er zicht op hebben
[doorhebben hoe het in elkaar zit]
4. de bodem raakt in zicht
[het raakt op]
5. in het zicht van de haven stranden
[mislukken terwijl het doel bijna bereikt was]
Zelfstandig naamwoord: zicht
het zicht
Gepubliceerd op 14-11-2017
zicht
betekenis & definitie