zeuren - regelmatig werkwoord
uitspraak: zeu-ren
1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen
♢ de kinderen zeuren om snoep
1. iemand die steeds om hetzelfde vraagt
[een zeurpiet]
2. een aanhoudend vervelend gevoel ergens over hebben
♢ de kiespijn was niet hevig, maar bleef zeuren
Regelmatig werkwoord: zeu-ren
ik zeur
jij/u zeurt
hij/zij zeurt
wij/zij/jullie zeuren
ik/jij/u/hij/zij zeurde
wij/zij/jullie zeurden
hij heeft gezeurd
zeurend, zeurende
Synoniemen
emmeren, knagen, knerpen, ouwehoeren, zaniken
Gepubliceerd op 14-11-2017
zeuren
betekenis & definitie