zeven - regelmatig werkwoord, telwoord, zelfstandig naamwoord
uitspraak: ze-ven
1. het door een zeef laten gaan
♢ je moet de bloem eerst zeven, dan zijn de klontjes eruit
1. getal dat na zes komt
♢ hij heeft wel zeven kinderen
1. symbool waarmee het getal 7 wordt voorgesteld
♢ als je goed leert, moet je zeker een zeven voor dat vak kunnen halen
Regelmatig werkwoord: ze-ven
ik zeef
jij/u zeeft
hij/zij zeeft
wij/zij/jullie zeven
ik/jij/u/hij/zij zeefde
wij/zij/jullie zeefden
hij heeft gezeefd
de/het/een gezeefde ....
Telwoord: ze-ven
zevenen
Zelfstandig naamwoord: ze-ven
de zeven
de zevens
het zeventje
Gepubliceerd op 30-11-2017
zeven
betekenis & definitie