zaal - zelfstandig naamwoord
1. grote ruimte in een gebouw
♢ in een van de zalen werd gedanst
2. publiek in een zaal
♢ de zaal was erg enthousiast
1. een zaal plat krijgen
[het publiek inpalmen]
Zelfstandig naamwoord: zaal
de zaal
de zalen
het zaaltje
Gepubliceerd op 14-11-2017
zaal
betekenis & definitie