Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

zaak

betekenis & definitie

zaak - zelfstandig naamwoord

1. plaats waar men iets maakt of doet om geld te verdienen
♢ Arie heeft een eigen zaak
1. zaken doen
[het sluiten van overeenkomsten]
2. geduld is een schone zaak
[heb nou maar geduld]
3. zaken gaan voor het meisje
[je werk is belangrijker dan een afspraakje]
4. zijn zaken waarnemen
[zijn belangen behartigen]
2. voorwerp
♢ op de markt kun je allerlei zaken kopen
1. zijn zaakje
[zijn geslachtsdelen]
3. waar het over gaat
♢ dit is een zaak voor de politie
1. de zaak komt voor
[de rechtszaak]
2. hij is ter zake kundig
[hij weet er veel van]
3. dat doet niet ter zake
[is niet belangrijk]
4. de stand van zaken
[hoe het ervoor staat]
5. het fijne van de zaak vertelt hij niet
[de precieze gegevens]
6. dat is mijn zaak
[daar heb jij niets mee te maken]
7. ter zake komen
[zeggen wat je te zeggen hebt]
8. uit de aard der zaak
[als een noodzakelijk gevolg daarvan]
9. de zaak is deze
[dit is er aan de hand]
10. in de kern van de zaak
[in feite, eigenlijk]
11. gedane zaken nemen geen keer
[wat gebeurd is, laat zich niet veranderen]
12. met kennis van zaken
[op deskundige wijze]
13. onverrichter zake terugkeren
[zonder dat men zijn doel heeft bereikt]
14. opening van zaken geven
[vertellen hoe het precies in elkaar zit]
15. de zaak aan het rollen brengen
[erover beginnen, ermee beginnen]
16. er komt schot in de zaak
[het begint zich te ontwikkelen]
17. zoals de zaken nu staan ...
[zoals de situatie nu is]
18. het zaakje niet vertrouwen
[vermoeden dat het niet goed gaat]

Algemene uitdrukkingen:
1. het is zaak om ...
[we moeten ervoor zorgen]
2. het is niet veel zaaks
[stelt niet veel voor]
Zelfstandig naamwoord: zaak
de zaak
de zaken
het zaakje

Synoniemen
aangelegenheid, bedrijf, business, firma, kwestie, onderneming, onderwerp



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.