Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

publiek

betekenis & definitie

publiek - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
uitspraak: pu-bliek

1. waar iedereen in kan of aan mee kan doen
♢ er werd een publieke discussie gevoerd over euthanasie
1. een publiek geheim
[wat iedereen weet, maar waarover niet gesproken wordt]
2. een publiek schandaal
[overal bekend]
3. iets publiek maken
[er bekendheid aan geven, met name via de media]
2. van algemeen belang
♢ de discussie over deze publieke zaak is belangrijk
1. een publieke persoon
[die een rol speelt in het openbare leven]
3. wat tot de taak van de overheid hoort
♢ het aanleggen van wegen is een publieke taak
1. de publieke zaak
[het algemene belang]
2. de publieke sector
[de overheid]

1. mensen die ergens naar luisteren
♢ het publiek gaf de violist een warm applaus
2. mensen voor wie je optreedt of voor wie je schrijft
♢ het boek is niet geschreven voor dit eenvoudige publiek
1. het grote publiek
[de massa, alle mensen]
3. wat van de overheid uitgaat
♢ dit postkantoor is een publiek gebouw
1. het publieke bestel
[de niet-commerciële omroepen]
2. publieke werken
[werk van de overheid aan openbare voorzieningen]

Bijvoeglijk naamwoord: pu-bliek
de/het publieke ...

Synoniemen
openbaar

Tegenstellingen
geheim, particulier

Zelfstandig naamwoord: pu-bliek
het publiek

Synoniemen
openbaar