wolf - zelfstandig naamwoord
1. roofdier dat op een hond lijkt
♢ de wolf heeft de lammetjes opgegeten
1. een wolf in schaapskleren
[een gevaarlijk iemand die zich onschuldig voordoet]
2. huilen met de wolven in het bos
[doen wat anderen doen omdat dat voordeel oplevert]
3. honger hebben als een wolf
[heel veel trek hebben]
Zelfstandig naamwoord: wolf
de wolf
de wolven
het wolfje
Gepubliceerd op 14-11-2017
wolf
betekenis & definitie