vorderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: vor-de-ren
1. snel gaan, vooruit komen
♢ het werk vordert goed
2. het beslist willen hebben
♢ de huisbaas vordert het geld van de huur
Regelmatig werkwoord: vor-de-ren
ik vorder
jij/u vordert
hij/zij vordert
wij/zij/jullie vorderen
ik/jij/u/hij/zij vorderde
wij/zij/jullie vorderden
hij is/heeft gevorderd
de/het/een gevorderde ....
vorderend, vorderende
Synoniemen
opeisen, opschieten
Tegenstellingen
stagneren
Gepubliceerd op 14-11-2017
vorderen
betekenis & definitie