Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

werk

betekenis & definitie

werk - zelfstandig naamwoord

1. het verrichten van een taak
je mag onder het werk niet roken
1. werk in uitvoering
[hier wordt gewerkt]
2. alles in het werk stellen om ...
[al het mogelijke doen]
3. zij heeft lang werk
[doet er lang over]
4. er werk van maken
[je ervoor inspannen]
5. er is werk aan de winkel
[er is veel te doen]
6. het vuile werk opknappen
[het moeilijkste of vervelendste doen]
7. half werk leveren
[het niet goed doen]
8. wie m'n werk doet, is m'n knechie (TB)
[wie me helpt, is me dierbaar]
9. het is geen aangenomen werk!
[je hoeft je niet zo te haasten]
10. dat is het betere werk
[dat gaat goed]
11. veel handen maken licht werk
[met wat hulp gaat alles gemakkelijker]
12. dat is onbegonnen werk
[onmogelijk]
13. goed gereedschap is het halve werk
[met goed gereedschap gaat het gemakkelijker]
14. geen half werk doen
[het keurig, grondig doen]
15. omkomen in het werk
[het erg druk hebben]
16. er is veel werk aan de winkel
[er is veel te doen]
17. hoe gaat dat in zijn werk?
[hoe werkt het?]
2. wat je doet om geld te verdienen
♢ hij is zonder werk
1. werk is werk
[als je er maar geld mee verdient...]
2. naar je werk gaan
[naar de plaats waar je werkt]
3. wat iemand gemaakt heeft
♢ dit werk is van Rembrandt

Algemene uitdrukkingen:
1. dat is afgesproken werk
[geen toeval]
2. dat is geen werk
[geen manier van doen, niet eerlijk]
Zelfstandig naamwoord: werk
het werk
de werken
het werkje

Synoniemen
arbeid, dienst

Tegenstellingen
vakantie