Wat is de betekenis van vorderen?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vorderen

vorderen - regelmatig werkwoord uitspraak: vor-de-ren 1. snel gaan, vooruit komen ♢ het werk vordert goed 2. het beslist willen hebben ♢ de huisbaas vordert het geld van de huur Regel...

2024-04-19
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

vorderen

eisen.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vorderen

v.; (vooruitkomen), foarderje, foarútgean, avensearje, eine; de zaak vordert, it glydt al; de zaak vordert niet, der sit gjin fuortgong yn it spul, der is gjin gong yn it wurk; het seizoen vordert, de tiid heget; (eisen), foarderje, easkje; iets van iem. —, immen earne op fergje; (in...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vorderen

(vorderde, is en heeft gevorderd), 1. verder-, vooruitkomen: het schip vorderde slechts langzaam ; — met betr. tot handelingen: het werk vordert toch, al is het langzaam; in een wetenschap flink vorderen, vooruitgaan ; vgl. Gevorderd ; 2. eisen, vragen: geil vorderen; hoeveel hebt gij te vorderen? rekenschap vorderen; — aanspraa...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vorderen

I. vorderde, is gevorderd; vooruitkomen, voortgaan: daar onze paarden moe waren, vorderden we niet veel, kwamen wij niet vooruit; een gevorderde leeftijd. II. vorderde, heeft gevorderd; eisen, vragen; een rechtsvordering instellen: ik vorder mijn recht; rekenschap vorderen. (I en II van hetzelfde grondw.)

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vorderen

('vordərən) (vorderde, gevorderd) [voorder (komp. van voor) gaan] I. (is) vooruitkomen, voortgaan : in de studie -. → gevorderd. II. (heeft) 1. vragen waarop men recht beweert te hebben, eisen : geld Syn. → afeisen. 2. vragen : eerbied, rekenschap -.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vorderen

(vorderde, is en heeft gevorderd), 1. verder-, vooruitkomen: het schip vorderde slechts langzaam; met betrekking tot handelingen: het werk vordert toch, al is het langzaam; 2. eisen, vragen: betaling vorderen; in rechte eisen; 3. m.n. (van de staat) goederen of diensten tot zich nemen ongeacht de wens van de eigenaar: tijdens de mobilisatie werde...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Vorderen

comparatief van voor, dus : meer naar voren, vooruit gaan, vandaar: bevorderen, als overgankelijk; b.v. in Vondels tijd ,,voorderaars” — bevorderaars; „het welvaren te helpen voorderen" ; vgl. loopen (intrans.) en beloopen (transit.). Ook had vorderen oudtijds de bet. van: vóór laten komen, vóór zi...