vissen - regelmatig werkwoord
uitspraak: vis-sen
1. vis uit het water proberen te halen
♢ de visser viste op paling
2. erachter proberen te komen
♢ hij zat te vissen naar wat er precies gebeurd was
1. vissen naar een complimenten
[proberen dat te krijgen]
Regelmatig werkwoord: vis-sen
ik vis
jij/u vist
hij/zij vist
wij/zij/jullie vissen
ik/jij/u/hij/zij viste
wij/zij/jullie visten
hij heeft gevist
vissend, vissende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk