vervroegen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-vroe-gen
1. op een eerder tijdstip stellen
♢ we hebben onze afspraak vervroegd
1. vervroegd pensioen
[stoppen met werken vóórdat je 65 bent]
2. eerder komen dan gewoonlijk
♢ de SRV-wagen is vandaag vervroegd
Regelmatig werkwoord: ver-vroe-gen
ik vervroeg
jij/u vervroegt
hij/zij vervroegt
wij/zij/jullie vervroegen
ik/jij/u/hij/zij vervroegde
wij/zij/jullie vervroegden
hij heeft vervroegd
de/het/een vervroegde ....
vervroegend, vervroegende
Gepubliceerd op 14-11-2017
vervroegen
betekenis & definitie